donderdag 23 december 2010

Pieter


Afgelopen week moesten wij afscheid nemen van Pieter, die gedurende twee jaar als medewerker collectieregistratie tijdelijk de gelederen van de afdeling Behoud & Beheer heeft versterkt. Met zijn imposante gestalte, zijn sonore stem en zijn verzorgde kleding naar Engelse snit was hij – every inch a gentleman – een opvallende verschijning in de gangen van de kantoorvleugel. Als laatsten verschenen wij beiden tot voor een jaar nog met een das om op het werk. Nadat ook ik mijn “Prins Claus-moment” had beleefd en het dragen van een das onder werktijd had afgezworen, zwichtte Pieter tenslotte eveneens en verscheen ook hij met een open boord. Maar het colbert bleef aan!
Pieter is historicus en archivist en heeft een fabelachtige kennis van militaire geschiedenis – een erfenis van zijn vorige baan bij het Legermuseum in Delft. Die kennis kwam goed van pas bij het beschrijven van de collectie foto’s van marineschepen, bij uitstek een kolfje naar Pieters hand. Er is weinig wat hij op dit terrein niet weet, en die kennis paste hij ook met grote gretigheid toe in de vele beschrijvingen die hij van de objecten uit de collectie maakte: gedegen, goed geformuleerd en met aandacht en liefde voor het detail.
Daarnaast was Pieter uitermate welgemanierd. Als ik wegens werkzaamheden elders in het pand weer eens niet achter mijn bureau zat, nam hij steevast de telefoon aan. De gedecideerde en adequate manier waarop hij zich van die taak kweet, heeft sommigen tot de overtuiging gebracht dat ik er een particulier secretaris op nahield. Uiteraard was ik dan niet te beroerd om de mensen in die waan te laten…
Maar de tijden veranderen – waarover bij een andere gelegenheid meer – en daarmee kwam ook een onvermijdelijk eind aan Pieters werkzaamheden bij het museum. We zullen hem zeker missen.

dinsdag 21 december 2010

Ontmoeting met Erasmus


Soms kom je mensen tegen die verbanden kunnen leggen waar je zelf nooit aan hebt gedacht. Zo iemand is Lucho Alarcon, afkomstig uit Chili en de trotse bewoner van het geboortehuis van Piet Hein in Delfshaven (of het huis dat op de plaats staat van het geboortehuis van Piet Hein). Lucho is gefascineerd door de persoon Erasmus en door de invloed van diens ideeën. Hij is bezig met een film over de omzwervingen van het hekbeeld van het schip ‘De Liefde’, het schip dat in 1600 als eerste Nederlandse schip Japan aandeed en daarmee een periode van meer dan twee eeuwen nauwe betrekkingen tussen Nederland en Japan inluidde. ‘De Liefde’ heette oorspronkelijk ‘Erasmus’; het hekbeeld – het beeld dat op de spiegel van het schip stond – stelt dan ook de persoon Erasmus voor. Het originele beeld is in Japan achtergebleven en is daar lang in een tempel als een lokale heilige vereerd. Pas in de eerste helft van de twintigste eeuw realiseerden de Japanners zich dat het om een beeld van Erasmus ging. Helaas nét iets te vroeg. De toenmalige directeur van het Maritiem Museum was al ver gevorderd met zijn pogingen het beeld aan te kopen en naar Rotterdam over te brengen, toen de Japanse autoriteiten achter de werkelijke identiteit van het beeld kwamen en daar een stokje voor staken. Als troost kreeg het Maritiem Museum een replica van het beeld. En die replica was het doel van Lucho’s bezoek eind vorige week.

In zijn kielzog kwam een hele cameraploeg mee, die een sequenties moest filmen waarin Lucho’s confrontatie met Erasmus – althans: met het beeld van Erasmus – centraal stond. Het hele depot werd verduisterd, speciaal opgestelde spots moesten een droomsfeer scheppen, waarin Lucho als een soort slaapwandelaar blootsvoets door het depot dwaalt en het beeld van Erasmus ziet staan. Man versus materie: ik heb nog nooit iemand zó dicht met zijn neus op een museumvoorwerp zien staan. Dat leverde fascinerende beelden op, even fascinerend als de theorieën die Lucho over Erasmus heeft geformuleerd en die de pet van een eenvoudig hoofd Behoud en Beheer ver te boven gaan.

[foto Ximena Davalos]
Maar het resultaat moet zeker mooi worden. Binnenkort gaat Lucho terug naar Japan, naar het echte Erasmusbeeld, om de cirkel van zijn zoektocht naar het wezen van Erasmus te sluiten. We zijn benieuwd!

Gedver...!



Vorige week was yours truly de hekkensluiter bij de collegereeks van de Museumjeugduniversiteit, een serie van vier lezingen door medewerkers van het Maritiem Museum voor jonge weetgierigen tussen 8 en 12 jaar. Mijn collega’s hadden zich de afgelopen maanden al gebogen over vragen als “Had de VOC een TomTom aan boord?" en "Heeft elke piraat een houten been?". Ik zou de jonge studentjes onderhouden over de vraag "Ratten aan boord / muizen in een museum?" Zondag- en donderdagmorgen tweemaal vijfentwintig kinderen in de Zadkinezaal: het is wel even wennen als je zelf al uit de kleine kinderen bent en je bij lezingen vaak een publiek van senioren voor je neus hebt.
De kindertjes werden bijgepraat over alle gevaren die een museumcollectie kunnen bedreigen: van plaagdieren tot valpartijen bij transporten, van ideale klimatologische omstandigheden tot gespecialiseerd restauratiewerk. Om het verhaal aanschouwelijk te maken had ik een powerpointpresentatie in elkaar gezet en een keur aan voorwerpen meegenomen, variërend van beschadigde en gerestaureerde voorwerpen en klimaatapparatuur tot een ultraviolette lamp om de retouches op een schilderij te bekijken.
Mijn vroegere hoogleraar museologie had het altijd over “der Lust zum Grauen” – de behoefte om eens lekker te griezelen – als sleutel tot een succesvolle presentatie. En ook dit keer lukte dat: met detailfoto’s van papiervisjes krijg je zelfs de sterkte magen aan het draaien!
De collegereeks kreeg als geheel het cijfer 8,75 – een resultaat waarmee het museum zeer tevreden is. En het college over de ratten en muizen kreeg van die reeks de hoogste waardering, maar dat is niet alleen míjn verdienste: nadat op zondag de computer met daarop de presentatie al binnen tien minuten twee keer op zwart ging, hebben we het college voortgezet in het depot. En dat is altijd een winner!

Ben je ook lid van de doelgroep en heb je belangstelling voor dergelijke colleges? Of zijn uw (klein)kinderen er misschien in geïnteresseerd? Ga naar www.museumjeugduniversiteit.nl en meld je/ze aan!

vrijdag 3 december 2010

Zeevisserij op het Amsterdam-Rijnkanaal

Afgelopen week was ik op een tweedaagse cursus bij het softwarebedrijf dat het programma voor onze collectieregistratie heeft geleverd. Om “onder de motorkap” te kunnen kijken van het programma moet je meer weten dan de gemiddelde gebruiker, die zich beperkt tot invoeren, aanvullen en raadplegen van de collectieinformatie. Vandaar de cursus. Twee dagen lang werden we met een kleine groep collega’s van andere musea uit Nederland en België ingewijd in de geheimen van het basale programmeerwerk – aan het hogere programmeerwerk waren we nog lang niet toe. Hoe kun je het programma aanpassen aan de specifieke wensen en eisen van jouw museum? Hoe maak je velden in je database aan? En vooral: hoe pas je iets aan in het programma zonder direct onherstelbare schade aan te richten? Dat is niet zo gemakkelijk, want een knop “bewerking ongedaan maken” zit er niet op… Het is net als met autorijles: je moet na twee lessen niet de indruk hebben dat je al een volleerd chauffeur bent. Na afloop van de cursus moet je dan ook flink oefenen om beter thuis te raken in het programma en niet gelijk voor de verleiding bezwijken om te veel ineens aan te passen.
Even opkijkend van de computer wierp ik een blik op het nabij gelegen Amsterdam-Rijnkanaal. Tot mijn verbazing kwam daar opeens een Zeeuwse schelpenkotter voorbijvaren, stroomafwaarts richting Amsterdam. Het was de Yerseke 86 ‘Jacomina’, gebouwd in 1989 en met gestreken masten klaarblijkelijk onderweg naar een werf voor onderhoud. Vreemd gezicht: een zeegaande kotter op een inlandse scheepvaartroute – zoiets als een vrachtwagen op een fietspad.
Al met al tóch nog iets maritiems tijdens zo’n cursusdag!

vrijdag 5 november 2010

Herkent u ‘m nog?


Vanmorgen samen met collega Irene Jacobs op bezoek geweest bij restauratrice Annetje Roorda Boersma, die bezig is met de restauratie van het schilderij van Thomas Luny (zie mijn blog van 18 december 2009). Inmiddels is de vergeelde vernislaag voor het grootste deel verwijderd en dat is altijd een spectaculair gezicht. Het is net alsof er een vergeelde vitrage is weggetrokken en het schilderij er in al zijn frisheid achter tevoorschijn komt.
Niet alleen in al zijn frisheid: ook diverse beschadigingen en retouches worden beter zichtbaar en zelfs meer dan dat. Een schilder kan zich bij het schilderen ook wel eens bedenken en een stukje van de voorstelling weghalen of overschilderen. Pentimenti heten zulke verbeteringen – van het Italiaanse pentirsi of berouw hebben. Zo blijkt de vlag van het schip aan de rechterkant gedeeltelijk te zijn overschilderd. Dat hadden we niet gezien toen de vernislaag nog op het schilderij zat!

Met Annetje en haar medewerkster Johanneke wordt overlegd over de verdere stappen die bij de restauratie moeten worden genomen. Sommige later aangebrachte retouches zijn tamelijk hardnekkig en moeilijk te verwijderen. Ook zijn sommige delen van de lucht merkwaardig verkleurd; de vraag is wat “we” daaraan moeten en kunnen doen. De restauratrices wikken en wegen, adviseren en tenslotte hakken we gezamenlijk de knoop door.
Je leert veel van dergelijke atelierbezoeken. Door de ogen van de restaurator kijk je niet alleen maar naar “het plaatje”, maar ook naar de toestand van het schilderij. Je ziet als het ware de levensloop van het werk nadat het door de schilder was voltooid. Als je een schilderij aanlicht met een ultraviolette lamp, zie je pas goed hoeveel overschilderingen er soms op een voorstelling zitten. Zo’n schilderij kan behoorlijk hebben geleden onder vroegere restauraties en soms moet je tot de conclusie komen dat een eerdere ingreep niet meer ongedaan kan worden gemaakt.
Zo erg is het bij dit schilderij gelukkig niet. En als we voor vertrek nog even een blik mogen werpen op een ander schilderijtje uit onze collectie, dat – gerestaureerd en wel – ligt te wachten totdat het door onze depotbeheerder wordt opgehaald, dan word je helemaal vrolijk!

Brabants erfgoed en Bossche bollen


Twee keer per jaar ga ik terug naar mijn Brabantse museale "roots". Als uitvloeisel van mijn vroegere werkkringen bij twee Brabantse musea in de jaren tachtig en negentig heb ik zitting in de commissie Subsidie Basistaken Musea. Dat is een adviesorgaan van Erfgoed Brabant, dat beslist over subsidieaanvragen van Brabantse musea op het gebied van aankopen, restauraties en andere activiteiten die het functioneren van musea kunnen verbeteren. De commissie bestaat uit drie personen uit “het museumveld”, onder wie yours truly. Tweemaal per jaar krijgen de commissieleden een hele stapel subsidiedossiers toegestuurd, die ter vergadering worden besproken. De consulenten van Erfgoed Brabant geven zo nodig toelichting, waarna de commissie een besluit neemt over de toekenning van subsidies.
Het zijn altijd plezierige bijeenkomsten, waarbij je ook een hoop opsteekt en goede tips krijgt die je bij je eigen werk ook kunt toepassen. Een bonte stoet van aanvragen passeert de revue; rijp en groen komt langs. Soms voor een overzichtelijk bedrag voor een enkele aankoop of restauratie, maar niet iedereen is even bescheiden. Zo was daar deze keer een aanvraag van een museum dat uitsluitend in de weekends open is en op jaarbasis circa 2000 bezoekers ontvangt. Het museum vroeg subsidie aan voor de aanschaf van diverse presentatietechnische toeters en bellen, die zelfs in het Maritiem Museum niet zouden misstaan. Het gevraagde bedrag beliep maar liefst meer dan een halve ton…

En dan, als de vergadering is afgelopen en het museaal cultureel erfgoed van Noord-Brabant weer voor een half jaar met extra financiële ondersteuning is veiliggesteld, volgt steevast het traditionele bezoek aan bakker Jan de Groot aan de Stationsweg. Jan de Groot: de bakker van de Echte Bossche bollen, de bakker bij wie de rij klanten steevast tot buiten de winkel op het trottoir staat en waar de bollen (echte Brabanders spreken over chocoladebollen – met de klemtoon op de voorlaatste lettergreep – niet over Bossche bollen) bijna sneller worden verkocht dan ze kunnen worden gemaakt. Overheerlijk, maar ze staan in de maag. Nuttig ze dus met beleid.
Over Brabants cultureel erfgoed gesproken…

Zie: www.erfgoedbrabant.nl; www.bosschebollen.nl

vrijdag 8 oktober 2010

Nieuwe naam – vertrouwde gezichten




Ook de kunstsector ontkomt niet aan globalisering. Een landelijk bekend en internationaal opererend kunsttransportbedrijf is een tijdje geleden door een buitenlandse fine art logistics company overgenomen en op 1 oktober jongstleden definitief van naam veranderd. Dat is wel even wennen als je opeens een wagen van een voor jou onbekend bedrijf voor ziet rijden voor een transport. Ook de bedrijfspolo’s zijn veranderd, maar de medewerkers gelukkig niet. Vanmorgen kwamen ze twee globes ophalen die moeten worden gerestaureerd. Dat geeft nogal wat gedoe, want de restaurator die ze moet behandelen woont in Londen. Met die restauratrice, Sylvia Sumira, doet het Maritiem Museum al een aantal jaren zaken. Zo’n tien jaar geleden is ze een kleine week hier geweest om al onze globes aan een onderzoek te onderwerpen en om restauratievoorstellen te schrijven. Daaruit is een werkrelatie gegroeid, die inhoudt dat we een pendeldienst op touw hebben gezet tussen Rotterdam en Londen. Het ene stel globes wordt gebracht om te worden gerestaureerd en een ander stel inmiddels gerestaureerde globes wordt opgehaald en weer bij het museum afgeleverd.
De globes moeten reizen en dus moeten ze goed worden verpakt. Ze zijn al aan een opknapbeurt toe, maar dat betekent niet dat ze nog meer schade moeten oplopen. Dat verpakken gebeurt in eendrachtige samenwerking tussen onze papierrestaurator Frank Götz en de medewerkers van het transportbedrijf. Met veel schuimrubber of PE (van polyethyleen), zuurvrij vloeipapier en kussens met polystyreenkorrels, fillers genoemd – u merkt, we kijken niet op een vakterm – wordt in een transportkist een bedje gemaakt, waarin de globes comfortabel de overtocht naar Engeland kunnen doorstaan. De uitdrukking think global is in dit geval wel erg toepasselijk.
Vertrouwde dienstverlening onder een andere naam: alles went, ook voor de medewerkers – hoewel we ons af en toe nog wel spontaan in de bedrijfsnaam vergissen. Een traditie van jaren wis je niet zo maar uit…

donderdag 30 september 2010

Achtduizend negenhonderdacht


8908 – dat is het aantal kilometers dat Rotterdam scheidt van haar zusterstad Shanghai. Die wetenschap heb je uiteraard niet altijd paraat, maar wanneer je in Hoek van Holland ter hoogte van strandpaviljoen Millionairs de duinen overgaat kom je een grote richtingaanwijzer tegen die je met je neus op dit feit drukt. En dan slik je wel even, zeker als je beseft dat je binnen het museum aan het overleggen bent over de tentoonstelling Yin & Jan, die volgend jaar in het Maritiem te zien zal zijn en die daarna moet doorreizen naar Shanghai. De tentoonstelling heet voluit Yin & Jan. China en Nederland door scheepvaart verbonden. Een prestigieus project, maar daar zijn wij van het Maritiem niet beducht voor – door de wol geverfd als we zijn. Een tentoonstelling met een counterpart aan de andere kant van de aardbol levert niettemin de nodige haken en ogen op. Neem alleen al de organisatie van het bruikleenverkeer: de tentoonstelling telt een aantal topstukken uit diverse collecties en die moeten straks ook naar Shanghai toe. Onze collega’s van het pasgeopende China Maritime Museum zijn weliswaar volleerde professionals, maar de gebruikelijke dingen als vooraf even een kijkje nemen waar de objecten moeten komen te staan, een tussentijds bezoekje brengen om het eigen gemoed te sussen en gezellig een glaasje met elkaar drinken op de goede afloop liggen minder voor de hand dan bij een zusterinstelling in Europa. En dan hebben we het nog niet eens over de risico’s van het transport – overleeft een achtttiende-eeuws scheepsmodel een intercontinentale vlucht? –, het tijdsverschil en de taal- en cultuurbarrière.
Toch “gaat het museum de uitdaging aan” zoals dat zo mooi heet. En eerst maar eens die tentoonstelling in het Maritiem realiseren. Maar even slikken in Hoek van Holland was het wél.

Yin & Jan. China en Nederland door scheepvaart verbonden is te zien in het Maritiem Museum Rotterdam van 2 april 2011 tot en met 4 maart 2012.

woensdag 22 september 2010

De stille kracht(en)




Zoals de internationale kunstwereld Gilbert & George heeft, de modewereld Victor & Rolf en de beeldverhalen van Kuifje Jansen & Janssen, zo heeft het Maritiem Museum ook zijn eigen duo’s. Eén van die tweetallen is Joop & Joop – voluit Joop van den Berg en Joop de Haas. Beiden maken deel uit van het gestaag groeiende leger van vrijwilligers die een bijdrage leveren aan de registratie van de collectie. Zoals veel vrijwilligers hebben ze in hun jonge jaren gevaren: Joop I bij Van Nievelt Goudriaan & Co, Joop II bij de Holland Amerika Lijn. Daarna hebben ze hun loopbaan aan de wal vervolgd en inmiddels horen ze bij wat zo mooi de “post-actieven” wordt genoemd. Nou: post-actief zijn ze allerminst en het museum is zeer in zijn nopjes met de kennis en ervaring die ze ten bate van de collectie inzetten. Beiden zijn behept met een grote mate van volharding en speurzin, waardoor talloze wetenswaardigheden over de collectie technische tekeningen (via Joop I) en de fotocollectie (via Joop II) in het registratiesysteem worden vastgelegd. Via de website Maritiem Digitaal komen deze gegevens ook beschikbaar voor onze digitale bezoekers. En dat alles dankzij de stille krachten achter de collectieregistratie. Laat de pensionado’s maar schuiven!

maandag 30 augustus 2010

Pretty maids all in a row


Vanmorgen om half negen zou het gebeuren: de aankomst van 39 mannequins uit Italië bij het Maritiem Museum. Dat is nog eens wat anders dan scheepsmodellen of schilderijen! En nog wel op maandagmorgen! De verwachtingen waren dan ook hoog gespannen en alle betrokkenen hadden hun cursus Italiaans voor beginners nog eens opgehaald. En dat alles voor de nieuwe tentoonstelling Fashion, Ahoy!
Zoals het echte diva’s betaamt, arriveerden de schoonheden met een aanzienlijke vertraging. Pas ver na tien uur reed de auto voor. Geen extended limo, zoals je zou verwachten bij dergelijk bezoek, maar een gewone vrachtwagen. De teleurstelling was dan ook groot toen de klep openging en het niet om dames van vlees en bloed bleek te gaan, maar om paspoppen. Hele dure paspoppen, zo verzekerde projectleidster Rinske ons. We namen dat graag van haar aan, maar jammer was het toch wel.
Met vereende krachten werden de poppen uit de vrachtwagen getild. Het bleek dat ze de reis uit Italië hadden gemaakt in het gezelschap van een hele lading flessen Amaretto. Díe hoefde helaas niet te worden uitgeladen…
De dames staan voorlopig in het depot, klaar om te worden aangekleed met de haute couture-creaties die de komende week uit Parijs worden overgebracht.
Kom maar eens kijken als de tentoonstelling open is. Vanaf 25 september kunt u terecht.

Fashion, Ahoy! Maritieme look in de mode is te zien tot en met 13 maart 2011.

vrijdag 27 augustus 2010

Vreemde vogels


De aankleding van een bureau zegt veel over de gebruiker. Ook in het Maritiem Museum.
Naast de obligate bureaudecoraties als foto’s van de kinderen, rederijvlaggetjes en andere maritieme parafernalia, snuisterijen van maritieme musea in Greenwich, Gdansk of Barcelona of een herinneringsmok aan dat leuke congres van een paar jaar geleden, zie je ook nog wel eens een herinnering staan aan een vorige werkkring.
Sommige collega’s houden daar vreemde souvenirs aan over. Neem nu Robert, onze bloggende educator. Wat hij vanmorgen op zijn bureau had staan, sloeg werkelijk alles. Als oud-medewerker van Diergaarde Blijdorp kan hij met veel enthousiasme vertellen over zijn vorige leven. Hoewel hij het bij ons prima naar zijn zin heeft, denkt hij nog vaak met genoegen terug aan zijn werk tussen de dieren. Dat mag natuurlijk, maar om dan gelijk een opgezette kroeskop-pelikaan van dik zestig centimeter hoog op de hoek van je bureau te zetten, is toch wat overdreven.
Robert had er een sluitend verhaal bij – dat de pelikaan bedoeld was voor een archeologisch themapark in zijn woonplaats Vlaardingen, of zoiets – maar de collega’s geloofden dat maar half. Misschien een onderwerp voor zijn eigen blog om het nog eens uit te leggen?

donderdag 26 augustus 2010

Are you being served?



Bezoekers van de website Maritiem Digitaal zullen het waarschijnlijk nooit hebben geteld, maar op deze site - de gezamenlijke collecties van inmiddels achttien maritieme musea en maritiem-historische instellingen – staan maar liefst achthonderdduizend objecten ontsloten. Van Museum Het Houten Huis in De Rijp tot aan het National Maritime Museum in Greenwich, van het Nationaal Visserijmuseum in Oostduinkerke (waar?) tot aan het Nationaal Reddingmuseum Dorus Rijkers in Den Helder: als het iets maritiems is, is het via Maritiem Digitaal te vinden.
Veel tijd en moeite gaat zitten in het uitbreiden en het toegankelijk maken van de collectiegegevens op de site. Maar het oog wil ook wat, vandaar dat op gezette tijden de looks van de site worden aangepast. In dat kader heeft yours truly de rustige zomerweken besteed aan het surfen op Maritiem Digitaal, om van elk deelnemend museum een aantal leuke of intrigerende objecten te selecteren, die op de binnenkort vernieuwde site met een extra foto in het zonnetje worden gezet.
Ondanks de grote verscheidenheid in collecties en achtergronden heeft elk museum toch wel een aantal objecten in de collectie die bij de zusterinstellingen ook vertegenwoordigd zijn. Dan denk je dat je inmiddels alles wel een keertje gezien hebt: scheepsmodellen, kompassen, foto’s, noem maar op. Toch kom je onverwachte dingen tegen, zoals in de collectie van het National Maritime Museum in Greenwich: een portret van een waarlijk nationale figuur: Captain Peacock, een marineofficier die ten tijde van de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd rond 1780 zijn sporen heeft verdiend. Utterly British, compleet met stiff upper lip, maar toch wel een andere dan de Captain Peacock die je nog met grote regelmaat in oude herhalingen op tv ziet.
Bestudeer de foto’s en zoek de zeven verschillen!

Visserslatijn


Je ziet ze wel eens in het plaatselijke krantje staan: foto’s van trotse vissers met hun vangst. Meestal gaat het dan om inheemse vissen of exoten, verdwaald in een lokaal watertje en in een onbewaakt ogenblik gesnapt door een alerte hengelaar. Een bijzondere exoot werd afgelopen week gevangen door onze depotbeheerder Henk, die bereid was met zijn vangst te poseren.
Het gaat om een fabeldier, bedoeld als voorstudie voor het interieur van één van de luxe cruiseschepen van de Holland-America Line. Het ontwerp voor de inrichting van deze schepen is al sinds jaar en dag toevertrouwd aan bureau VFD in Utrecht. Voor de HAL-tentoonstelling die de afgelopen jaren in het museum was te zien, had VFD een aantal interieurstukken in bruikleen gegeven en zoals dat zo vaak gaat met bruiklenen: na verloop van tijd wil je ze eigenlijk niet meer missen. Gelukkig wilde VFD het bruikleen wel omzetten in een schenking. Sterker nog: we mochten op het kantoor in Utrecht een keuze komen maken uit studies, ontwerptekeningen, foto’s en modellen die de afgelopen jaren voor de inrichting van schepen zijn vervaardigd. Van dit aanbod werd dankbaar gebruik gemaakt en zo is de collectie verrijkt met een aantal stukken die een indruk geven van de rijkdom en luxe aan boord van cruiseschepen.
Dat is nog eens een mooie bijvangst!

vrijdag 30 juli 2010

Gibt’s Seeraüber an der Mosel?




Als dan ook nog de kinderkamer van het gehuurde vakantiehuisje aan de Moezel – inderdaad: avontuurlijke vakanties zijn niet echt “ons ding” – opgesierd blijkt te zijn met prenten van zeerovers, dan weet je weer dat je al in mei had aangekondigd nog eens iets over het nieuwe jaarboek te schrijven. Het derde gezamenlijke jaarboek van het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam en het Maritiem Museum Rotterdam heeft de beeldvorming rond piraten en kapers als thema. Gaat het om het schuim der natie of om Robin Hoods met zeebenen, die het opnemen voor de onderdrukten in de samenleving? Diverse schrijvers hebben bijdragen geleverd waarin het begrip piraterij en kaapvaart in al zijn facetten wordt belicht. Bij die artikelen horen illustraties, want het boek moet er natuurlijk wel aantrekkelijk uitzien.
Het zoeken naar plaatjes is voor een groot deel de taak van de beeldredactie, die dit jaar wordt gevormd door Elisabeth Spits van het NSA en yours truly. Met zijn tweeën spelen wij voor “beeldenboer”. In eerste instantie worden de collecties van NSA en MMR doorgespit op toepasselijke plaatjes. Het jaarboek vormt tenslotte het visitekaartje van de beide maritieme musea, dus de collecties van Amsterdam en Rotterdam moeten ruimschoots aan bod komen. Maar ook uit andere collecties wordt geput. Beeldmateriaal wordt uitgezocht, besteld en zo nodig zelf gemaakt. Per artikel worden de meest toepasselijke afbeeldingen gegroepeerd en van bijschriften voorzien. Dan is er de rituele veldslag rond de omslagfoto’s, waarbij de marketingtechnische inzichten van de uitgever soms lijnrecht tegenover de opvattingen van de musea staan, het onvermijdelijke druk uitoefenen op de leveranciers van afbeeldingen die je niet zelf in de collectie hebt en het handhaven van de kwantitatieve balans in aantallen afbeeldingen. Het is tenslotte een gezamenlijk jaarboek.
Uiteindelijk komt dan alles samen in een ongetwijfeld prachtig boek, dat eind dit jaar zal verschijnen. Bent u vriend van één van beide musea of misschien zelfs wel van allebei? Dan hoort u er op afzienbare termijn meer over. Bent u nog geen vriend? Alle reden om het alsnog te worden!

woensdag 7 juli 2010

Tovenaar met papier




Wie de vierde verdieping van de kantoorvleugel van het museum betreedt, wordt verwelkomd met zachte klassieke muziek, die via de geopende deur van het restauratieatelier door de gangen zweeft. Dat atelier is het domein van papierrestaurator Frank Götz, die verantwoordelijk is voor het onderhoud aan de omvangrijke collectie “werken op papier”, de verzamelnaam voor tekeningen, prenten, kaarten, atlassen, menukaarten, kortom alles wat in het prentendepot aan het eind van de gang wordt bewaard. Papier is kwetsbaar en werken op papier vereisen dus goede zorg. Soms blijft de zorg beperkt tot een passepartoutje – uiteraard zuurvrij – soms gaat de zorg wat verder. Scheuren moeten worden gedicht, ontbrekende stukken moeten worden “aangevezeld”, etcetera.
Frank is een begenadigd verteller en kan uren uitweiden over zijn vak. Een enkele maal wordt hij geconfronteerd met een crepeergeval, waar hij als zijn kennis en kunde op los kan laten.
Zoals op de zwaar beschadigde tekening die gemaakt is aan boord van het onderzoeksschip ‘Willem Barents’, ter gelegenheid van het afscheidssouper van dr. W. Hamaker tijdens de derde Noordpoolreis van het schip in 1880. Een boeiend stukje huisvlijt van één van de opvarenden, die op onnavolgbare wijze een arabier met een kameel en een gevecht tussen een poolreiziger en een ijsbeer in één voorstelling heeft weten te verenigen. De tekening zag er overigens uit alsof het blad zelf ook met een ijsbeer had gevochten: de vellen hingen er letterlijk bij. “Gevalletje total loss”, zou je geneigd zijn te zeggen. Zo niet Frank: met engelengeduld en vaste hand heeft hij alle scheuren gedicht en er weer een toonbaar geheel van gemaakt. En nu maar wachten op een goede aanleiding om het blad een keer te kunnen exposeren!

maandag 14 juni 2010

Shaken, not stirred



Gesignaleerd in de gang op de derde verdieping van de kantoorvleugel: een kleine bar, afkomstig uit de vanmorgen afgebroken tentoonstelling Glamour op de golven. Ter geruststelling: het lijkt erger dan het is – de cocktailglazen zijn gevuld met een ondefinieerbare kunststof substantie en in de wodka-, Martini- en ginflessen zit water. En dat alles tegen de achtergrond van een opgeblazen foto van twee Zeeuwse boerinnen, afkomstig van uit de expositie Varen door Stad en Land, inmiddels ook al weer een aantal jaren geleden.
Je loopt er langs op weg naar de koffie en dan schiet je onwillekeurig dat oude liedje te binnen: In some secluded rendezvous / That overlooks the avenue / With someone sharing a delightful chat / Of this and that with cocktails for two…

woensdag 9 juni 2010

Bestuurlijke verplichtingen en een onverwachte ontmoeting



Er zijn beroerder dingen in het leven dan vergaderen op een terras in de zon. Jongstleden zaterdag werd in Vlissingen de jaarlijkse ledenbijeenkomst gehouden van de Linschoten-Vereeniging – met dubbel “e”, want opgericht in 1908 – en voorafgaand aan deze bijeenkomst kwam het bestuur van de club nog even op een terrasje bij elkaar. En de lezer van dit blog raadt al wie er in dat bestuur zit.
De Linschoten-Vereeniging heeft als doel “de bevordering van de interesse voor en de kennis van het historisch reisverhaal”. Dat klinkt voor de meeste mensen niet bepaald naar zonnige terrassen. Voordat echter het karikaturale beeld van de stoffige archieven met beschimmelde folianten weer van stal wordt gehaald, moet ik toch wel even kwijt dat de Linschoten-Vereeniging niet de doorsnee-bejaardenclub is waarvoor historische verenigingen nog wel eens worden versleten. Toegegeven, de gemiddelde leeftijd ligt wat hoger dan bij Pinkpop of Lowlands, maar de vereniging kent een nog steeds groeiend en zich verjongend ledenbestand. Daarnaast slaagt de Linschoten-Vereeniging er in om jaarlijks een reisjournaal opnieuw uit te geven, voorzien van een inleiding door een ter zake kundig historicus, die het verhaal in zijn context plaatst en van nadere toelichtingen en aantekeningen voorziet. Regelmatige bezoekers van boekhandels zullen ze wel eens zien liggen.
De vereniging is vernoemd naar de Enkhuizenaar Jan Huygen van Linschoten (1562-1611), een van de eerste Nederlanders die er in slaagde om naar Azië te reizen. In India verzamelde Van Linschoten allerlei informatie over de handel in Aziatische producten. Toen hij in 1592 in Enkhuizen terugkeerde, stelde hij twee boeken samen: één over de route die men moest volgen om in Oost-Indië te komen en één over alle producten die er te krijgen waren. Die boeken hebben een grote invloed gehad op de inspanningen van de Nederlanders om de route naar Azië te vinden, waarmee de basis zou worden gelegd voor de welvaart in de Republiek in de 17de en 18de eeuw. Er is niet voor niets in de maritieme canon speciaal een venster aan Van Linschoten gewijd.
Na de vergadering was er gelegenheid voor de leden om lezingen bij te wonen en het Zeeuws Maritiem MuZEEum te bezoeken. Maar het leukst is toch altijd de borrel na afloop. Als secretaris van zo’n club heb je regelmatig contact met de leden, van wie je er een aantal via de mail beter leert kennen. Ledenbijeenkomsten zijn dan een goede gelegenheid om de mensen ook eens in levende lijve te zien en te spreken.
En als je dan ’s avonds langs de Westerschelde terugloopt naar het station en je ziet de schepen uit Antwerpen stroomafwaarts komen, op weg naar zee, dan is het leven toch zo gek nog niet – zeker als je nog een inspirerend voorbeeld tegenkomt voor een illustratie in het Piratenjaarboek!

Zie voor de Linschoten-Vereeniging en haar activiteiten: www.linschoten-vereeniging.nl.

donderdag 3 juni 2010

Geen gemakkelijk heerschap



De observatie zij me vergeven, maar restauratoren vormen een apart slag mensen op aarde. Het zijn lone wolfs – eenzaten, zoals onze zuiderburen zo mooi zeggen – die in de beslotenheid van hun restauratieatelier de confrontatie aangaan met het kunstvoorwerp dat ze moeten restaureren. Of het nu om een schilderij, om een tekening, een prent of om een scheepsmodel gaat: het gaat tussen hen en het voorwerp, dus: “helpers weg!” Wie zich in die confrontatie mengt – of het nu een collega is of een volslagen leek – wordt vaak beschouwd als een lastige pottenkijker, die er per definitie geen zier verstand van heeft.
Over restauratoren doen binnen het Maritiem Museum de mooiste verhalen de ronde. Zo was daar - lang geleden inmiddels - die papierrestaurator die verzot was op jagen en die altijd wel een stuk pasgeschoten wild in de koelkast op zijn atelier had staan om te laten besterven. Niet meer voor te stellen anno 2010, maar never let the facts spoil a good story: de verhalen worden met de jaren uiteraard steeds mooier.
Ook de afdeling modelrestauratie in het museum kende kleurrijke figuren: uitermate kundige mannen, met een goed ontwikkeld zelfbewustzijn. Een karaktertrek die overigens bij specialisten op velerlei vakgebied wel vaker voorkomt. Die ego’s botsten dan ook wel eens met elkaar. Verschillen in karakter, aanpak en werktempo zorgden soms voor spanningen en fricties. Een moeizame verhouding tussen modelrestauratoren onderling hoorde dan ook van oudsher bij de tradities binnen het Maritiem Museum.
Een van die kleurrijke figuren was Carel van der Kellen (1909-1993), “Kareltje” voor intimi. Een tamelijk nurkse man, die resideerde in het atelier in de kelder van het oude museumgebouw aan het Burgemeester s’Jacobplein, steevast gewapend met een stompje sigaar in zijn mondhoek. Hij kon het zijn collega’s knap moeilijk maken. Zo had hij de gewoonte om af en toe sigarenrook door de tuigage van het model op zijn werktafel te blazen, zodat zijn collega aan de tegenoverliggende tafel met tranende ogen van de rook zijn werk stond te doen.
“Wat kom je hier eigenlijk doen?” voegde Van der Kellen eens een nieuwe medewerker toe, die op zijn eerste werkdag in het museum, november 1971, een kennismakingsrondje kwam maken. De toon van de vraag verried een schrijnend gebrek aan vertrouwen in de capaciteiten van de nieuweling.
“Een slecht mens”, zo werd Van der Kellen eens door een collega gekarakteriseerd, waarbij "slecht" moet worden begrepen als: moeilijk. Een slecht mens – misschien, maar wel eentje die zijn vak uitermate goed verstond en die soms ongebruikelijke materialen toepaste bij zijn modellen. Zo maakte hij een zogenoemd “flessenscheepje” met een stoomschip in plaats van een zeilschip en niet in een fles, maar in een gloeilampje. Vier strekkende centimeter vakmanschap, met een diameter van maximaal twee centimeter – a hard act to follow.
Een ander sterk staaltje was het model van een viskotter, gemaakt van ivoor en met elfeneenhalve centimeter een juweeltje van een model. Voor de tuigage was garen niet fijn genoeg in Van der Kellens ogen. In plaats daarvan gebruikte hij mensenhaar. De haren van zijn zus, die hij eerst wilde gebruiken, kleurden niet goed bij het model. Uiteindelijk gebruikte hij hoofdhaar van zijn moeder om het model mee te tuigen.
Ivoor en mensenhaar: je moet er maar opkomen wanneer je een model wilt bouwen!

…en de nieuweling uit 1971? Met hem kwam het toch nog goed. Hij bracht het tot hoofd Collecties van het museum en nam uiteindelijk na een carrière van meer dan dertig jaar afscheid.

woensdag 12 mei 2010

Piraten in het Marsdiep?



Te oordelen naar het weer was de herfstvakantie dit jaar vervroegd naar de eerste week van mei. Daarom bevond yours truly zich vorige week maandag aan boord van de veerboot van half tien van Den Helder naar Texel voor een weekje uitwaaien. Een straffe noordenwind blies om de oren, schuimkoppen bekroonden de golven en dat alles tegen een achtergrond van lucht en water in een combinatie van diverse tinten grijs.
In het Marsdiep was een marinefregat voor anker gegaan. Te oordelen naar het naamsein F804 was het Hr.Ms. ‘De Ruyter’, een Nederlands fregat van de Zeven Provinciënklasse en gebouwd in 2004. Zo’n onverwachte ontmoeting halverwege de overtocht maakt een hoop gedachten los, zeker als je behept bent met een zekere mate van maritieme beroepsdeformatie.
Uiteraard roept de naam De Ruyter al een wereld van maritieme grandeur op. Niet voor niets speelt Michiel de Ruyter zo’n prominente rol in de Maritieme Canon van Nederland, zoals te zien is in de tentoonstelling “Geen zee te hoog” in het Maritiem Museum. Daarnaast zijn er de voor de hand liggende verschillen in looks tussen de Hollandse tweedekker uit de tijd van De Ruyter en een begin 21ste-eeuws Nederlands marinefregat. Zo’n fregat is in feite een grote dichte drijvende doos, met een enorm aantal antennes en een vervaarlijk rondzwaaiende radar op het achterschip. Alleen het kanon op het voordek verwijst nog expliciet naar de bewapening aan boord; de rest van het gevaar schuilt benedendeks.
De ‘De Ruyter’ nam begin 2009 deel aan het World Food Programme voor de kust van Somalië en zal van juli dit jaar tot april 2011 afwisselend met haar zusterschepen de ‘Zeven Provinciën’ en de ‘Tromp’ worden ingezet bij operatie Ocean Shield. Deze operatie is bedoeld ter bescherming van de transporten over zee van noodhulpgoederen naar Somalië. Dergelijke transporten worden regelmatig aangevallen door piraten die in de Golf van Aden en de Indische Oceaan opereren. Bescherming van de zeevaartroutes voor humanitaire transporten en voor handelsvaart is dus noodzakelijk. De vraag is alleen: tegen wie? Zijn het “echte” piraten of zijn het wanhopige Somaliërs, die naar de wapens grijpen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien? Wat is een piraat eigenlijk? En daarmee komen we dan bij het thema van het derde gezamenlijke jaarboek dat eind dit jaar door het Maritiem Museum Rotterdam en het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam zal worden uitgegeven: de beeldvorming omtrent piraterij. Daarover echter meer in een volgend blog.
Nog één bespiegeling naar aanleiding van deze ontmoeting, eigenlijk meer een praktijkdemonstratie van maritieme tactiek. De lucht is blauw, de zee is blauw – over het algemeen dan – maar een marineschip is grijs. Hoe effectief die kleur is, bleek toen de veerboot tien minuten later bijna de haven van ’t Horntje op Texel had bereikt. In de richting van Huisduinen kijkend was de ‘De Ruyter’ al nauwelijks meer zichtbaar, opgeslokt in het grijs van de lucht en de zee.

vrijdag 23 april 2010

"Een heel avontuur!"




“Een heel avontuur!“ Dat was de opmerking van een van onze vaste schilderijenrestauratrices, nadat ze op 15 januari jongstleden het eind vorig jaar in Londen gekochte schilderij van Thomas Luny (zie mijn blog van 18 december jongstleden) aan alle kanten had bekeken.
En dat sloeg niet op de gebeurtenis die op het schilderij is afgebeeld: de verovering van de laatste VOC-retourvloot door de Engelsen bij het eiland Sint Helena op 14 juni 1795. Die opmerking had betrekking op de staat waarin het schilderij verkeert en de behandeling die nodig is om het weer in een goede staat te krijgen.

Want een restauratie van een kunstwerk is net als de verbouwing van een oud huis: je hebt een bepaald plan voor ogen en je begint er welgemoed aan, maar je weet nooit wat je zoal tegenkomt. Nu onze restauratrice niet de eerste de beste. Ze werkt al jaren voor het Maritiem en heeft ook andere grote musea als opdrachtgever. Maar toch: het blijft altijd spannend, ook voor een ervaren restaurator.

Wat mankeert er zoal aan dit schilderij? Het eerste wat in het oog springt is de gelige kleur van de voorstelling, veroorzaakt door de verkleurde vernis. Olieverfschilderijen worden altijd van een beschermende vernislaag voorzien. Die zorgt ervoor dat de verf niet beschadigt en dat de voorstelling glans krijgt. Maar vernis vergeelt op den duur en het resultaat daarvan zien we hier. De lila en grijze tinten die in de lucht zitten worden door de gele vernis afgedekt, waardoor het schilderij er een beetje duf uitziet. Een vernisafname zorgt altijd voor een mooi effect, waarbij het net is alsof er een vitrage voor het schilderij wordt weggetrokken.

Maar met alleen het weghalen van de oude vernislaag zijn we er niet. Onder die laag kun je pas echt zien wat er met het schilderij aan de hand is. En daar beginnen dan ook de problemen. Zo is de verflaag tamelijk dun, bijvoorbeeld in de zee, waar het linnen van het schildersdoek doorheen is te zien. Dat is op zich niet zo erg, ware het niet dat het schilderij in de eerste helft van de twintigste eeuw al eens een keer is gerestaureerd. Daarbij is de oorspronkelijke vernislaag verwijderd, waardoor de verflaag op een aantal plaatsen is aangetast. De restaurator van destijds heeft geprobeerd daar wat aan te doen, door gedeeltelijke overschilderingen of retouches aan te brengen.
Op de lange duur gaan die retouches verkleuren en dat levert storende vlekken in de voorstelling op, die het kijkplezier niet bepaald verhogen.

Hoe erg de dunne verflaag is aangetast door de eerdere restauratie, is pas te zien als alle retouches zijn verwijderd. Alweer de analogie met een verbouwing: als het behang en het pleisterwerk is verwijderd, kun je pas goed zien hoe de muren er aan toe zijn.
Ook de tuigage van de schepen kan door de eerdere restauratie zijn aangetast en gedeeltelijk zijn weggepoetst. Dat hebben we meer aan de hand gehad. In het ergste geval roept de restauratrice dan de hulp van onze modelrestaurator in, om aanwijzingen te krijgen hoe de tuigage moet hebben gelopen zodat ze die kan reconstrueren.
Bij de restauratie worden de beschadigde delen in de voorstelling opnieuw geretoucheerd. Maar voordat dat gebeurt, wordt er eerst een beschermende vernislaag aangebracht over de oorspronkelijke voorstelling. Het wachtwoord hierbij is reversibiliteit: een mooi woord voor het uitgangspunt dat een restauratie altijd ongedaan moet kunnen worden gemaakt. Want ook een nieuwe vernislaag vergeelt op den duur weer en over een goede eeuw moet het schilderij ook een nieuwe restauratie overleven.

Uieraard worden ook de scheurtjes gedicht en opgevuld en worden de lelijke plekken geretoucheerd. Daarbij is het een voordeel dat het doek waarop de voorstelling is geschilderd, van goede kwaliteit is en dat het niet is “bedoekt”: er is niet aan de achterkant een tweede doek tegenaan gezet om het te verstevigen.
Als de restauratie is afgerond, wordt er weer een beschermende vernislaag aangebracht. Het schilderij ziet er dan weer uit als nieuw, waarbij u zich moet voorstellen dat de lucht wat meer lila zal kleuren en de zee wat grijzer. “De kleurnuances zullen weer beter in de voorstelling te zien zijn”, zoals het zo mooi in het restauratievoorstel wordt geformuleerd.

Ook de lijst zal worden gerestaureerd. De ouwetjes doen het toch weer best: het schilderij heeft nog de oorspronkelijke grenenhouten lijst en die verkeert op zich in een goede conditie, hoewel er de nodige onderdelen loszitten of ontbreken. “Mechanische schade” heet dat met een deftig woord, maar die is goed te verhelpen. De lijstenrestaurator maakt dan een mal van een stuk van de lijst dat er wél goed uitziet, en giet die vervolgens af in gips. Met die gegoten onderdelen worden de ontbrekende stukken weer aangevuld. De lijst wordt schoongemaakt, waarbij het ergste oppervlaktevuil wordt verwijderd. Oppervlaktebeschadigingen worden geretoucheerd en de inlijsting van het schilderij wordt verbeterd met stukjes beschermend vilt in de sponningen.

Als schilderij en lijst eenmaal zijn gerestaureerd, heeft het Maritiem Museum er weer een prachtig schilderij bij in de collectie. De uitkomst van de ontmoeting tussen de Engelsen en de Nederlanders in 1795 was misschien niet zoals we die hadden gewenst, maar onze nederlaag is in ieder geval mooi uitgebeeld. En daar zullen we het dan maar mee doen.

vrijdag 9 april 2010

Fotogeniek




Nee, ik bepaald niet, hoewel de foto in het laatstverschenen nummer van het Magazine misschien die indruk zou kunnen wekken (voor wie nieuwsgierig mocht zijn: nummer 5, maart 2010, pagina 6). Ik heb het over onze collectie. Met grote regelmaat zijn we in het depot bezig met het (laten) fotograferen van museumobjecten. De depotbeheerders maken zelf documentatiefoto’s met de digitale camera van de afdeling. Die afbeeldingen worden gekoppeld aan onze registratiedatabase en zijn alleen bedoeld om een voorwerp snel te kunnen herkennen als je achter je computer iets opzoekt. Handig en snel klaar.
Aan foto’s voor presentatiedoeleinden zoals Maritiem Digitaal en voor het gebruik in boeken en drukwerk worden echter hogere eisen gesteld. Daarvoor maken wij gebruik van de diensten van twee vaste fotografen: Jean (“Peter” voor intimi) en Eric. Ze komen op afroep langs, gewapend met grote tassen met dure digitale camera’s, een hele batterij objectieven, kolossale studiolampen, zware statieven en eindeloos lange snoeren om dat alles met elkaar te verbinden. Het is prettig werken met die jongens. Ze komen hier al jaren en weten onderhand wel hoe het museum zijn spullen gefotografeerd wil hebben. Er is een speciale “fotohoek” in het depot, waar de fotograaf dan een ochtend of een hele dag zijn gang kan gaan. De depotbeheerders en ik hebben van te voren alle te fotograferen spullen al klaargezet, –gelegd of –gehangen. Tekeningen, schilderijen, atlassen, scheepsmodellen – alles passeert de lens van de fotograaf.
Soms moeten daarvoor halsbrekende toeren worden uitgehaald. Grote kaarten of atlassen kunnen niet verticaal tegen de wand worden bevestigd voor een foto. Die moeten op de vloer worden gelegd. De fotograaf zet dan zijn statief in de hoogste stand, gaat zelf op een hoge trap staan en drukt af. Ik sta er ondertussen met gekruiste vingers naast, hopend dat het allemaal goed gaat.
Een paar dagen later ligt er dan een envelop op de balie met een DVD’tje met digitale opnamen, een vel contactafdrukken en uiteraard de rekening. Wij gaan er dan weer mee aan de slag om bestelde foto’s te mailen en de bestanden te koppelen aan de database en uiteindelijk aan Maritiem Digitaal. En daar heeft u dan weer plezier van als u over Maritiem Digitaal surft.
Wees niet te veel teleurgesteld als u daarbij constateert dat nu juist dat ene object waar uw hart naar uitgaat nog niet van een plaatje is voorzien. Het Maritiem Museum Rotterdam heeft meer dan 550.000 objecten, dus het duurt nog wel even voordat die allemaal zijn gefotografeerd. Maar we doen ons best!

donderdag 1 april 2010

Meten is weten


Het gebeurt niet vaak dat je om tien over half negen ’s ochtends onder een vitrine moet kruipen. Maar soms is dat noodzakelijk, bijvoorbeeld om een datalogger te verwisselen onder de vitrine van het Matarómodel op de eerste verdieping.
Het model is een uniek stuk van een eerbiedwaardige ouderdom, waarvan de lof en de bijzonderheid niet genoeg kunnen worden bezongen.*) We zijn er dan ook erg zuinig op en we houden nauwlettend in de gaten of het model het in klimatologisch opzicht wel naar zijn zin heeft. Vandaar de datalogger: een klein apparaatje dat de temperatuur en de relatieve vochtigheid in de vitrine moet meten. Ingetogen vormgegeven en een wonder van technisch vernuft. Helaas was projectleidster Patricia van de presentatie Maritiem Museum backstage niet zo gecharmeerd van de aanwezigheid van een logger in “haar” Mataróvitrine. Om haar te vriend te houden moest de logger dan ook discreet worden weggewerkt onder de vitrinebodem. Dat betekent op gezette tijden enige gymnastiek op de vroege morgen om de logger te kunnen uitlezen. En dat alles voor de goede zaak: een verantwoord behoud van de collectie.

*) Zie de speciale presentatie van het Matarómodel op de website van het Maritiem Museun onder: Programma > Digitale tentoonstellingen > Het Mataró-model online.

vrijdag 26 maart 2010

“Wie bei uns zu Hause”


…en dan loop je ’s middags door Rosenheim na het installeren van de bruiklenen in de Lokschuppen (zie de blogs van 19 maart jongstleden) en dan zie je in de Heilig-Geist-Strasse opeens een vertrouwd Hollands beeld opdoemen: een echt Hollands haringkarretje met een uithangbord van de Vlaardingse firma Warmelo en Van der Drift, bij Koninklijke Beschikking hofleveranciers sinds 1995.
Holländische Matjes aan de voet van de Beierse Alpen… het moet toch niet veel gekker worden. Maar toch: met een glaasje Schnapps erbij een niet te versmaden lekkernij!

vrijdag 19 maart 2010

Ik ga op reis en ik neem mee… (2)






De koerier van het Rijksmuseum reisde mee naar Rosenheim “op de bok” van de vrachtwagen. De koeriers van Museum Volkenkunde en het Maritiem gingen per vliegtuig er achteraan. Namens het Maritiem Museum zou ik ter plaatse toezicht houden. Rosenheim is verder weg dan je zou denken. Eerst woensdag vijf kwartier vliegen van Schiphol naar München en vervolgens nog eens vijf kwartier met de auto over Beierse binnenwegen naar Rosenheim. Op donderdag was het van elf tot vijf uitpakken, conditierapporten checken, aanwijzingen geven bij het hanteren en toezien op het plaatsen. Het liep gesmeerd: een professioneel team van mensen die met grote kalmte en grote toewijding met zijn allen bezig zijn om een mooie tentoonstelling in elkaar te zetten. Een tentoonstelling die qua sfeer en benadering veel weg had van de tentoonstellingen die we in Rotterdam zelf organiseren – en waarvan overigens ook de vormgeving erg vertrouwd aandeed. Kijk naar de bovenstaande foto’s en zoek de zeven verschillen.
Heel prettig om op deze wijze nieuwe contacten te leggen en oude contacten weer te hernieuwen, zowel met de mensen van de Lokschuppen in Rosenheim als met de koeriers van het Rijksmuseum en Museum Volkenkunde. Woensdagmorgen weg, donderdagnacht half twee weer terug. Bij elkaar nog geen achtenveertig uur uit en thuis, maar genoeg indrukken als was het een hele week!

Zie de website van de tentoonstelling: Gewürze. Sinnlicher Genuss, lebendige Geschichte: www.gewuerze-ausstellung.de

Ik ga op reis en ik neem mee…




… een scheepsmodel, twee schilderijen (waaronder een behoorlijk grote), een scheepsjournaal, een kaartpasser, een 19de-eeuwse aquarel, een 17de-eeuwse kaart van de Molukken, een koperen documentenkist, een jacobsstaf en een aantal kompassen.
Een aardige en kostbare variant op het bekende gezelschapsspel waarmee je je geheugen zo goed kunt trainen. En dat alles voor een tentoonstelling in het Zuid-Duitse Rosenheim, op een steenworp afstand van de Beierse Alpen. Het Ausstellungszentrum Lokschuppen (gevestigd in – de naam zegt het al – een voormalige locomotievenloods) heeft zijn jaarlijkse tentoonstelling gewijd aan Gewürze oftewel specerijen. Die würzigste Ausstellung die es je gab, zoals de kreet van de Rosenheimer marketeers niet zonder gevoel voor overdrijving luidt. De samensteller van de tentoonstelling was afgelopen jaar bij ons al komen praten over dit project. In onderling overleg met de conservatoren was vervolgens een selectie gemaakt van objecten die voor bruikleengave in aanmerking zouden komen.
We maken er beslist geen sport van om bij bruikleenaanvragende instellingen leuke reisjes af te dwingen, maar in dit geval was het sturen van een koerier een absolute voorwaarde. De koerier zou toezicht moeten houden op het uitpakken en in de vitrine plaatsen van het model. Ook zou hij het kwetsbare handschrift in de vitrine moeten leggen en er op moeten toezien dat met de andere objecten voorzichtig zou worden omgesprongen. Het kroonkompas uit de Nedlloydcollectie is zo’n teer poppetje, met zijn bolvormige onderkant van gegraveerd glas.
Je hoeft zo’n voorwerp maar één keer te laten vallen…
De zorg waarmee bruiklenen worden omringd begint al voordat de objecten überhaupt de deur uit zijn. Vorige week vrijdagochtend kwamen medewerkers van het kunsttransportbedrijf de bruiklenen verpakken. Zo’n klusje duurt een groot deel van de dag, want in veel gevallen gaat het om maatwerk. Probeer maar eens een scheepsmodel met tuigage in een transportkist vast te zetten – dat gaat niet met een driepunts autogordel. Met de grootste zorgvuldigheid en onder het toeziend ook van de medewerkers van Behoud & Beheer werden de bruiklenen ingepakt en ’s middags ingeladen om de dinsdag daarop naar Rosenheim te worden overgebracht, begeleid door de koerier van het Rijksmuseum. Want ook het Rijksmuseum hoorde tot de Nederlandse bruikleengevers, net als het Westfries Museum in Hoorn en Museum Volkenkunde in Leiden. We waren dus in goed gezelschap.