donderdag 21 maart 2013

Is er leven na Frans?


U kent vast wel die omschrijvingen in personeelsadvertenties: “U bent een spin in het web van de organisatie”. Zo die kwalificatie op iemand van toepassing is, dan was het wel op onze zakelijk directeur Frans van Hamburg, die gisteren afscheid nam van het museum. Frans was oorspronkelijk afkomstig uit de bouwwereld, maar stapte in de jaren zeventig over naar de cultuursector. Hij was een aantal jaren verantwoordelijk voor de zakelijke leiding van het legendarische Lijnbaancentrum en na een tussenstap in het Wereldmuseum – toen nog Museum voor Volkenkunde – trad hij in 1988 in dienst van het Maritiem Museum als hoofd algemene zaken.
In zo’n hoedanigheid heb je met letterlijk alle facetten van de museumorganisatie te maken en die uitdaging was zeker aan Frans besteed. Hij stroomlijnde de werkprocessen binnen het museum en hield als financieel eindverantwoordelijke de hand stevig op de knip. Zijn groene paraaf betekende dat een nota betaald mocht worden. Als je de nota terugvond in je postvakje zonder die paraaf er op, had je wat uit te leggen…
Sommige leidinggevenden hebben de neiging om zich af te zonderen om hun werk in rust en beslotenheid te kunnen verrichten. Zo niet Frans. Frans resideerde in de kantoortuin op de tweede verdieping. Een strategische plaats, van waar hij zicht en oor had voor alles wat er gebeurde. Er was weinig wat aan zijn aandacht ontsnapte en er kon direct tekst en uitleg worden gevraagd als hij dat nodig vond. Frans hield ook van duidelijkheid. Als hij het ergens niet mee eens was, kon hij dat duidelijk over het voetlicht brengen. Dat kwam wel eens hard aan, maar hij had ook heel vaak gelijk. Kwam niet met smoesjes bij hem aan boord – als je een fout had gemaakt of een stommiteit had begaan, kon je dat het beste ruiterlijk toegeven. “Ik maak dagelijks fouten” zei hij dan en hielp vervolgens met het vinden van een oplossing.

Frans had een duidelijke visie op de rol van een museum. Een museum is er voor de bezoekers, of ze nu via de ingang komen of via de website. “Je kunt nog zulke lekkere pindakaas maken, maar je moet het ook kunnen verkopen” was een van zijn gevleugelde uitdrukkingen. En hij had er nogal wat.
Automatisering was Frans’ hobby. Waar ieder ander op vakantie ter ontspanning een stapel flodderromannetjes meeneemt, moet Frans ongetwijfeld een stapel automatiseringsboeken en handleidingen voor computerprogramma’s bij zich hebben gehad. Een project als Maritiem Digitaal, waarin ruim vijftien maritieme musea in binnen- en buitenland met elkaar samenwerken en hun collecties op internet presenteren, komt dan ook mede uit Frans’ koker. Op een aantal terreinen was hij velen van ons ver vooruit – soms tot wederzijdse frustratie, maar zo gaat dat nu eenmaal.
Hij was een groot voorstander van arbeidsmobiliteit, maar gaf ook altijd ruiterlijk toe dat hij daar zelf niet het meest aansprekende voorbeeld van was. En nu – na vijfentwintig jaar – is Frans weg.

Is er leven na Frans? Natuurlijk is er dat. Maar het zal – in velerlei opzicht – wel even wennen zijn…

woensdag 20 maart 2013

Drie generaties



Als je nu het depot binnenloopt en naar de uitlegtafels kijkt, zie je daar meer cruiseschepen liggen dan in Fort Lauderdale op een mooie dag in het vakantieseizoen. Voor de tentoonstelling “Zeekastelen” staan de modellen in het gelid, keurig opgeknapt en schoongemaakt, om naar de tentoonstellingsvloer te gaan.
En zo staan daar zusterlijk naast elkaar drie modellen van schepen uit ruwweg de tweede helft van de twintigste eeuw: de ‘Cunard Adventurer’ van de Cunard Line, de ‘Rotterdam’ (V) van de Holland-Amerika Lijn en de ‘Oosterdam’ van de Holland America Line.
Drie cruiseschepen van drie verschillende generaties. De ‘Rotterdam’ kwam in 1959 in de vaart, de ‘Cunard Adventurer’ in 1971. Beide schepen werden gebouwd bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij. De ‘Oosterdam’ werd gebouwd in Italië in 2003 en is een typische representant van de “drijvende flatgebouwen” – compleet met balkons – die tegenwoordig de toon zetten in de cruisevaart.

Een bezoek aan de ‘Cunard Adventurer’ bij het 75-jarig bestaan van de RDM in 1977 was mijn eerste – en tot nu toe enige - kennismaking met een cruiseschip. Ik keek mijn ogen uit naar al die luxe. Nooit geweten dat tapijt zó hoogpolig kon zijn!
De oudjes doen het overigens nog best: waar de ‘Rotterdam’ ligt, weet inmiddels iedereen wel en ook de ‘Cunard Adventurer’ vaart nog steeds rond, zij het inmiddels voor de vierde opeenvolgende rederij en met de vierde naam.
Haar zusterschip, de in 1972 bij de Rotterdamse werf Piet Smit gebouwde ‘Cunard Ambassador’, verging het heel wat minder glorieus. Na een brand aan boord in 1974 werd het schip naar Denemarken verkocht en omgebouwd voor het transport van schapen – wat volgens sommige kwade tongen niet eens zo héél veel verschilt van het vervoer van cruisepassagiers. Na een tweede brand in 1983 werd de 'Cunard Ambassador' uiteindelijk in Taiwan gesloopt. Het is niet alles koek en ei in de cruisewereld…

Meer weten over de luxe, calme et volupté van de cruisevaart? De tentoonstelling Zeekastelen laat er vanaf 6 april aanstaande alles over zien!

maandag 11 maart 2013

Om te huilen...


The sky is crying… zong de beroemde Nederlandse bluesgroep Cuby & the Blizzards al in de jaren zestig en dat deed het ook jongstleden zaterdag. Uitgerekend op de dag dat het een etmaal onafgebroken regende, vond in Rotterdam de jaarlijkse Museumnacht plaats met als motto “Waterlanders”. En uiteraard droeg ook het Maritiem Museum zijn steentje – of beter gezegd: zijn traantje – bij. Gewapend met kaplaarzen, regenjacks, zakdoeken en andere middelen tegen emotionele wateroverlast stonden we weer met een aantal collega’s paraat om de bezoekers te ontvangen.

Binnen draaide dj Socrates tearjerkers uit het glorieuze popverleden, afgewisseld met live smartlappen van het duo Ut Gedonder. Op de tweede verdieping kon je “snifgedichten” schrijven op zakdoeken, de tien droevigste momenten uit de maritieme geschiedenis herbeleven, leren lachen (voor het tegenwicht) en zwijmelen bij oude afleveringen van de tv-serie Love Boat (weet u nog?). Op onverwachte momenten barstten mensen “spontaan” in huilen uit, waardoor sommige bezoekers danig van hun stuk werden gebracht. Wie toch nog iets cultureels wilde zien, kon terecht bij de speciale dansvoorstelling van studenten van Codarts in de presentatie Mainport Live en wie dorst kreeg van al het gehuil, kon zijn troost zoeken bij de Cocktailbus die na een jaar afwezigheid weer in de hal van het museum was geparkeerd.

Het meest confronterende onderdeel van het programma was echter de Klaagmuur. Bezoekers konden op een formuliertje schrijven wanneer ze voor het laatst hadden gehuild en waarom. Dat leverde een onthullend en in sommige gevallen onthutsend beeld op van de ellende die sommige bezoekers met zich meetorsen. Naast zaken als de onverwerkte dood van huisdieren (soms twee tegelijk), het universele gevoel “niet begrepen te worden” door de mensheid in het algemeen en je naasten of je leidinggevende in het bijzonder, was de categorie Persoonlijk Leed (met een hoofdletter L) in ruime mate vertegenwoordigd. Verstoorde familierelaties, verbroken verhoudingen, langdurige ziekten – het kon (uiteraard anoniem) via een briefje met alle bezoekers worden gedeeld. En dat gebeurde ook. De collega’s, die een oogje in het zeil (en op de muur) hielden, waren echt onder de indruk.

Maar om met een vrolijke noot te eindigen: het citaat van het jaar (zie mijn blog van 12 maart 2012) bij het opspelden van de speciale MMR-museumnachtbuttons kwam ditmaal van een mannelijke bezoeker: “Prik hem maar ergens, maar niet in mijn tepel, want daarin zit al iets anders!”