donderdag 13 december 2012

Digitale verhuizing


Iedereen die wel eens verhuisd is, kent dat gevoel. De verhuizers zijn vertrokken, de spullen staan min of meer op zijn plaats; de voorwerpen zijn vertrouwd, maar het huis waarin je bent gaan wonen moet nog even wennen. Het lichtknopje van de badkamer, dat je in je oude huis altijd blindelings wist te vinden, zit nét iets meer naar rechts; de wijnglazen staan niet meer in het linker, maar in het rechter keukenkastje (“Want dat is veel handiger!”); dat éne boek dat je net dringend nodig hebt, zit nog in een niet uitgepakte doos (“Waar is die doos gebleven?” – “Welke?” – “Die ene!” – “Welke ene? Heb je al op zolder gekeken?”). Kortom: je bent nog een vreemdeling in je eigen leefomgeving.
Een soortgelijke ervaring hebben wij op dit ogenblik ook bij de afdeling Informatiebeheer. Collega Marcel en yours truly testen momenteel de nieuwe versie van ons collectieregistratieprogramma Adlib. De nieuwste nieuwtjes en de laatste mogelijkheden zijn in het programma gestopt, nieuwe looks, de inmiddels bekende Office-ribbon bovenaan het scherm, een zachtgeel achtergrondje in plaats van het strenge grijs van de afgelopen jaren – niets wordt nagelaten om het de klanten naar de zin te maken. Maar uiteindelijk gaat het toch om de vraag of alle gegevens er wel inzitten. En daarvoor dient een proefconversie, waarbij alle collectiegegevens in het nieuwe programma zijn ingelezen.

Als je lang met een bepaald programma werkt, kun je de indeling wel zo’n beetje dromen. Maar bij de nieuwe versie heeft een aantal gegevensvelden een ander plaatsje in het programma gekregen en dat werkt in het begin verwarrend. Vervelender is, wanneer in de proefconversie bepaalde gegevens niet goed zijn geconverteerd of domweg ontbreken. Dan begint een zoektocht naar de verdwenen gegevens. Het is een sport om te zien of er een bepaalde systematiek achter steekt, waar de leverancier mee uit de voeten kan bij de volgende ronde. En passant ontdek je nog een bug in het programma die bij de softwarebouwer niet bekend was, merk je dat je zorgvuldig uitgedokterde systematiek in het nummeren van restauratiedossiers is verdwenen, ben je reeksen plaatjes kwijt en blijken sommige gegevensvelden van naam te zijn veranderd of te zijn afgeschaft. Ervaringen, vragen, tips en mogelijke oplossingen worden heen-en-weer gepingpongd en een lijst met commentaar, geconstateerde missers en gerezen vragen wordt opgesteld.
Dan volgt overleg met de leverancier en een nieuwe proefconversie. En begint het spelletje weer van voor af aan. En als dan de conversie gelukt is en alle gegevens en plaatjes op hun juiste plaats staan, kan de nieuwe versie on line worden gezet en begint de volgende fase, die zo mogelijk nóg uitdagender is: het “bijscholen” van de collega’s die ook met het programma moeten werken. Een leuke klus voor januari!

woensdag 5 december 2012

Ondertussen, in Maastricht..


…wordt er hard gewerkt aan de restauratie van de drie Burgerhoutschilderijen (zie mijn blog van 25 juni jongstleden). Het atelier van de Stichting Restauratie-atelier Limburg is een van de weinige ateliers waar dergelijke grote schilderijen kunnen worden behandeld. Die restauratie is trouwens een waar evenement. Bij het jaarlijkse museumcongres dat in augustus in Maastricht werd gehouden, was er voor de deelnemers gelegenheid om een kijkje te nemen. Ook de beneficianten die de restauratie financieel mogelijk hebben gemaakt zijn al langs geweest en zijn tijdens een speciale ontvangst door de restauratoren bijgepraat over de vorderingen.

De werken worden om beurten op een grote tafel gelegd en onder handen genomen. Daarbij worden ze van oppervlaktevuil ontdaan en worden de plaatselijke verstevigingen op de achterkant te verwijderd. Van die eerste behandeling knappen ze al enorm op.

Daarna worden ze opgehangen om verder te worden schoongemaakt en te worden geretoucheerd. Het is een hele gewaarwording om de schilderijen – die we tot nog toe alleen op de vloer hadden kunnen uitrollen – nu aan de wand te zien hangen. Dat ophangen was trouwens op zich al een hele klus. Met drie man moesten de tien meter lange doeken voorzichtig worden uitgerold, op z’n plaats worden gehouden en aan de bovenzijde tegen de wand worden bevestigd. Eén klein foutje aan het begin, en hij hangt helemaal scheef!

Hoe langer je naar de schilderijen kijkt, hoe meer waardering je krijgt voor het technisch kunnen van schilder Adolf Bock. In de collectie hebben we ook kleine aquarellen en olieverfschilderijen van zijn hand van schepen die op de werf van Piet Smit zijn gebouwd. Die laten meesterschap op de vierkante millimeter zien: trefzeker, en met veel gevoel voor detail weergegeven. De drie Burgerhoutschilderijen daarentegen zijn bedoeld om van grote afstand te bekijken. Te veel details zijn daar niet nodig; die werken alleen maar storend. Bock is er in geslaagd om – letterlijk – in grote lijnen de voorstellingen neer te zetten, zodat de schilderijen op een afstandje goed tot hun recht komen. De restauratie zal binnen enkele weken zijn afgerond. In de loop van het komend voorjaar zullen de schilderijen – voor het eerst sinds vele tientallen jaren – weer te zien zijn. Ze krijgen een ereplaats in de presentatie Maritiem Museum Backstage!

vrijdag 9 november 2012

Tonijn in blik of Christo in Den Helder


We hebben al een tijd niets meer van Christo gehoord. U weet wel: die Amerikaanse kunstenaar die bekend is geworden met zijn grote projecten waarbij hij complete gebouwen verpakte. De Pont Neuf in Parijs (1985) en de Rijksdag in Berlijn (1995) zijn het bekendst geworden, maar ook eilanden en zelfs een complete kuststrook bij Sydney (1969) zijn door hem onder handen genomen. ”Conceptuele kunst” heet dat zo mooi in vaktermen: door objecten in hun “natuurlijke omgeving” in te pakken, worden ze tot abstracte vormen en wordt de beschouwer gedwongen er met andere ogen naar te kijken.

Christo’s projecten hadden een tijdelijk karakter en dat was dan weer een meevaller voor de gebruikers: een ingepakt gebouw krijgt tijdelijk een geheel andere functie en dat kan knap lastig zijn als je in dat gebouw moet werken of die brug moet oversteken. Veel van Christo’s ideeën hebben het dan ook niet verder gebracht dan de tekentafel. Dat was voor hem geen bezwaar: het idee – het concept – was voor hem het belangrijkste. En elk uitgevoerd concept betekende meer reclame.


Onlangs is een minder bekend plan van hem alsnog gerealiseerd. Althans: zo leek het, toen we vorige week in Den Helder de veerboot afreden en langs het Marinemuseum kwamen. Want daar lag de ‘Tonijn’, verpakt en wel. Niet in blik, zoals je tonijn tegenwoordig het vaakst ziet, maar in dekzeilen wegens groot onderhoud. Uit eigen ervaring weet ik dat het hard kan waaien als je op de ‘Tonijn’ staat, met het open water van het Marsdiep net aan de andere kant van de zeedijk. Zo’n zeiltje is dan ook geen overbodige luxe als je daar aan het werk bent.
De overeenkomsten met Christo’s werk waren dan ook zuiver toeval. Maar hij had het zelf kunnen verzinnen…!

De ‘Tonijn’ is nog tot en met 1 december a.s. voor onderhoud gesloten. Daarna kunt u er weer terecht. Zie www.defensie.nl/marinemuseum.

woensdag 3 oktober 2012

Afscheid van de “Dubbelde Palmboom’


Ze zeggen weleens dat grote gebeurtenissen vaak hun schaduw vooruitwerpen. Dat gaat in ieder geval op voor de bezuinigingen die voor de periode 2013-2016 aan de sector Cultuur in Rotterdam worden opgelegd. Hoewel het steekspel (of de ‘rituele dans’, net wat u wilt) om de Grote Zak met Geld nog in volle gang is, beginnen de eerste gevolgen van de krappere financiële situatie nu al zichtbaar te worden.
Zo was yours truly zondagmiddag voor het laatst in Museum ‘De Dubbelde Palmboom’, het pied à terre van Museum Rotterdam in Delfshaven. Om de financiële tegenwind te trotseren was door de collega’s van dit museum al in een vroegtijdig stadium besloten deze dependance te sluiten. Zaterdag was het afscheidsfeestje, zondag konden de laatste bezoekers afscheid nemen.
Het najaarszonnetje scheen over de Aelbrechtskolk, maar dat kon niet verhelen dat de sfeer in het museum heel wat minder vrolijk was. Een groepje kinderen vermaakte zich bij de educatieve tentoonstellingen die in de ‘Palmboom’ altijd de boventoon voerden en waar ik – als niet zo educatief aangelegde leek – me vaak had afgevraagd of ik de boodschap wel helemaal begreep. Andere bezoekers kwamen op de zolder voor de laatste keer de nostalgische sfeer opsnuiven van het huiskamerinterieur, de kapperszaak en het kruidenierswinkeltje – de laatste echo’s van een voorgoed verdwenen Rotterdam.

Een kapotte lamp hier, een defect klankbeeld daar, de lege ansichtkaartenrekken bij de ingang, het toezichthoudend personeel dat vol plichtsbesef maar met betrokken gezichten tot het bittere eind zijn werk deed – het was allemaal van een mateloze treurigheid die je danig naar de keel greep.
Maar de collega’s van Museum Rotterdam laten zich gelukkig niet zomaar kisten. Ze gaan met het museum en de collectie de wijken in. Als de bezoekers niet meer naar het museum kunnen komen, komt het museum wel naar de bezoekers toe. “Wij zijn de stad in!” zeggen ze aan de Voorhaven en straks, na 30 december, ook aan de Korte Hoogstraat. Wij wensen ze daarbij veel succes!

Benieuwd waar het allemaal heen gaat? Volg Museum Rotterdam in de stad: Facebook: http://www.facebook.com/museum.rotterdam Twitter: http://twitter.com/museumrotterdam

dinsdag 18 september 2012

Holland Amerika Lijn, Holland-Amerika Lijn, Holland America Line, HAL, H.A.L., Nederlandsch Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij, .....


“Hoe registreer je zoiets nou in Adlib?” vroeg mijn oudste zoon belangstellend – maar wel enigszins cynisch – tijdens een gezinsuitje naar het Openluchtmuseum. Adlib is ons digitale collectieregistratieprogramma en het “zoiets” was een Hollands hoen, dat in een kippenren naast de Staphorster boerderij rondscharrelde. Op het gaas hing een naambordje van het beest, voorzien van het museumlogo. Klaarblijkelijk maakte het dier deel uit van de museumcollectie.

Los van het obligate grapje dat het inventarisnummer wel op het ringetje om zijn poot zou staan, heb je twee mogelijkheden om het beest te catalogiseren. Het dier kan in de collectieregistratie omschreven staan als Hollands hoen of als: hoen, Hollands. Dit lijkt geneuzel, maar er zit nogal wat aan vast. Ga je zoeken op de website van het Openluchtmuseum, dan vind je bij de eerste term alles wat met “Hollands” te maken heeft. In het geval van het Openluchtmuseum is dat het zakje oud-Hollands snoep in het picknickkoffertje van de bakker, het Hollands gedestilleerd in het drankenarrangement, oud-Hollandse gerechten, de Snoeperij Hollands koekdippen (te boeken vanaf 20 personen), de thematentoonstelling “Hollandse Nieuwe” en zo meer.
Zoek je daarentegen op Hoen, dan leer je dat het Openluchtmuseum wel meer dan tien verschillende hoenderrassen heeft rondlopen, waaronder de Assendelfter, Chaamse hoenders, het Drentse hoen, het Twentse hoen, het Hollandse kuifhoen – dat zal ‘m wel zijn – het Nederlandse baardkuifhoen, de Kraaikop en de Noordhollandse blauwe. En dat alles in nauwe samenwerking met de Nederlandse hoenderclub, dus volledig diervriendelijk en verantwoord. Toch?
In het geval van het Hollands hoen heb je twee mogelijkheden tot zoeken met totaal verschillende resultaten. Die overzichtelijke luxe hebben we in het Maritiem Museum helaas niet altijd. Dat bleek onlangs weer eens, toen de directeur om een overzicht vroeg van alle objecten die te maken hebben met de Holland-Amerika Lijn, liefst voorzien van een korte beschrijving en een fotootje.

En dan begint de ellende, want Holland Amerika Lijn (met drie losse woorden) is slechts één van de manieren waarop deze rederij in de collectieregistratie is aangegeven. Daarnaast zijn er nóg -tig mogelijkheden waarop je kunt zoeken: met en zonder koppelteken, op zijn Nederlands of op zijn Engels, al dan niet afgekort (“Holl. Am. Lijn” of “HAL”/”H.A.L.”), de officiële aanduiding Nederlands Amerikaanse Stoomvaart Maatschappij (al dan niet met koppelteken, één of twee sch’s, Stoomvaart Maatschappij als twee losse woorden of als één woord, al dan niet afgekort – all in all meer dan vijftien verschillende spellingwijzen. Ga er maar aanstaan!
Rederij Van Nievelt Goudriaan is ook zo’n leuke: met een t of een d op het eind, met of zonder komma tussen Nievelt en Goudriaan, & Co of en Co, al dan niet gevolgd door Stoomvaart Maatschappij (met of zonder NV of N.V.), etc. Keus uit veertien varianten…

Een van de klussen voor het komende jaar is om hier de bezem door te halen. Hoe eenduidiger de aanduidingen zijn, hoe gemakkelijker en sneller het voor u wordt om te vinden wat u zoekt. Hetzelfde geldt voor de aanduidingen van personen – kunstenaars, eigenaars, reders, historische personen, enz. – die volgens de meest uiteenlopende spellingwijzen in het systeem zitten. De afdeling Informatiebeheer van het Maritiem Museum probeert dit samen met de collega’s van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Die worstelen namelijk met hetzelfde probleem. Met in totaal 70104 persoonsnamen en 4745 instellingsnamen in onze database is er voorlopig voldoende werk aan de winkel! En u hebt daar als bezoeker van Maritiem Digitaal op termijn veel gemak van.
Overigens hebben we – mocht u het nog willen weten – 5365 gerelateerde HAL-objecten in de collectie. Met de noodzakelijke basisgegevens en een fotootje erbij in totaal 1347 A4’tjes. De directeur hoefde geen uitdraai te hebben van de lijst; een PDF-bestand op een USB-stick was ook goed…


En voor wie de glorie van de Holland Amerika Lijn, de NASM, de HAL – of welke andere benaming uw voorkeur heeft – nog eens wil herbeleven: eind maart 2013 opent in het Maritiem Museum een tentoonstelling waarvan de voorlopige titel Cruisevaart luidt. Droom weg bij de luxe aan boord, laat u eens lekker verwennen en laat het u verder een zorg zijn hoe de naam van de rederij nu precies wordt gespeld!


woensdag 8 augustus 2012

Nogmaals kapitein Barend Klip


Toeval bestaat niet, zeggen ze wel eens. Het verhaaltje over de Amelander kapitein Barend Klip (zie mijn blog van 11 juli jongstleden) bracht een inwoner van Ameland er toe een reactie te sturen. Kapitein Klip blijkt één van de 96 Amelanders te zijn geweest, die bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog onder het Vaarplichtbesluit vielen. Aan al die Amelanders en hyun lotgevallen tijdens de oorlog is de tentoonstelling De verplichte Vaart. Amelanders in de Koopvaardij ten tijde van de WOII gewijd, die deze zomer in het Maritiem Centrum “Abraham Fock” in Hollum op Ameland wordt gehouden. Zie www.amelandermusea.nl.

De roots van Professor Plons


Het zal de meeste bezoekers en volgers van het Maritiem Museum niet zijn ontgaan dat de kindertentoonstelling Professor Plons volledig is vernieuwd. We zijn inmiddels aan de vierde editie toe en elke keer leren ook wij weer wat meer over de hooggeleerde heer. Dat zijn belangstelling en activiteiten op maritiem gebied liggen, is voor iedereen wel duidelijk en inmiddels heeft hij er ook een hele vriendenkring bij gekregen. De vraag waar professor Plons vandaan komt, is echter tot op heden nog onbeantwoord gebleven. Nu lijkt dan toch ook op dit raadsel een antwoord te kunnen worden gegeven: Professor Plons komt… uit Zwitserland! Net als die andere, inmiddels hoogbejaarde academicus, wiens achternaam ook met een P begint en die meer als zanger bekend was dan als econoom.

Op zo’n tachtig kilometer ten zuidoosten van Zürich, in het dal van de Seez en aan de A3 richting Chur, ligt het dorpje waaraan de professor zijn achternaam lijkt te hebben ontleend. Meer dan een paar honderd mensen wonen er niet en het staat in geen enkele toeristengids. Een gedenksteen die zijn geboortehuis aangeeft heb ik tijdens mijn bezoek niet kunnen ontdekken, maar als de enige plaats met die naam in West-Europa (het plaatsje Plonsk, 50 kilometer ten noordwesten van Warschau, buiten beschouwing gelaten), heeft het goede papieren om de link met onze Professor P. te kunnen leggen. En wie het niet gelooft, komt maar met bewijzen voor het tegendeel!

woensdag 11 juli 2012

Een zeemansleven in oorlogstijd


Je loopt bij De Slegte, je kijkt eens bij de boeken over scheepvaart omdat je man en je grootvader hebben gevaren en je vader ook bij een scheepvaartmaatschappij heeft gewerkt. Je ziet een boek staan dat je aandacht trekt en je ziet op de cover een schilderij waarop je grootvader is afgebeeld. Dat schilderij hing vroeger altijd boven het bureau van je (inmiddels overleden) vader en de afgelopen twintig jaar heb je je meermalen afgevraagd waar het eigenlijk gebleven was.
Dit overkwam de mevrouw die twee weken geleden in de kantine van het museum tegenover ons aan tafel zat. Het schilderij is gemaakt door Evert Jan Ligtelijn (1893-1975), die in opdracht van de KNSM regelmatig schilderijen maakte aan boord van KNSM-schepen. De afgebeelde kapitein was Barend Klip, in leven gezagvoerder op het s.s. ‘Cottica’ van de KNSM.
Barend Klip was afkomstig uit een eenvoudig gezin uit Ballum op Ameland. Begonnen als scheepsjongen, “voor de mast” zoals dat heet, klom hij door de afwisseling van varen en opleiding het lange traject naar de top: vierde stuurman, derde stuurman, tweede, eerste en vervolgens kapitein.

Het moet een aardige man zijn geweest, maar wel met natuurlijk gezag, te oordelen naar de foto’s die zijn kleindochter had meegenomen. Samen met de documenten en de foto’s die haar vader meer dan vijftien jaar geleden al aan het museum had geschonken, ontstond op de tafel het beeld van een zeemansbestaan met lange reizen, ver van huis. Zoals zo vaak liep ook het leven van kapitein Klip anders dan verwacht. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was hij aan boord van zijn schip. Alle Nederlandse zeelieden die op dat moment buitengaats waren, werden op grond van het zogenoemde Vaarplichtbesluit onder gezag van de Nederlandse regering in ballingschap geplaatst. Ze moesten blijven varen om de geallieerde bondgenoten bij te staan in hun oorlogsinspanningen en terugkeer naar Nederland was uitgesloten.
Onder de twaalfduizend Nederlandse zeelieden die dit overkwam, was ook Barend Klip. Klip maakte deel uit van de delegatie die op 28 juni 1943 in het Canadese Ottawa aanwezig was bij de doop van prinses Margriet, waarbij ze als petekind van de Nederlandse koopvaardij werd aangenomen. Op de foto die van die plechtigheid is gemaakt, haal je hem er direct uit. Klip tobde al jaren in toenemende mate met zijn gezondheid, maar wist dat voor eenieder te verbergen en bleef op de ‘Cottica’ zijn zeemansplicht vervullen. Totdat het echt niet meer ging. Hoewel de artsen het hem ontraadden, ging hij telkens weer terug aan boord. Uiteindelijk was ook dat hem te zwaar: hij overleed aan wal op Curaçao, op 2 februari 1944. Bij zijn begrafenis was zijn oudste zoon aanwezig, evenals vele collega’s van de KNSM. In een brief aan het New Yorkse kantoor van de KNSM wordt Klip geroemd om de orde en discipline die aan boord van zijn schip heerste en die alleen mogelijk was door zijn invloed en door het respect dat hij van zijn bemanning genoot. Zijn plichtsbetrachting en zijn toewijding aan zijn vaderland en de Maatschappij werden als een voorbeeld voor velen beschouwd.
Barend Klip: een man uit één stuk!

maandag 25 juni 2012

Rotterdamse scheepsbouw en Hollands glorie


Waar een verbouwing al niet goed voor is. Toen we enkele jaren geleden bezig waren met de verhuizing van de collectie technische tekeningen – met kasten en al – naar het externe depot van het museum in de Alexanderpolder, kwam er tijdelijk ruimte vrij in het depot. Dat was een mooie gelegenheid om eindelijk eens de drie opgerolde schilderijen te bekijken die als sinds jaar en dag in een hoekje van het depot waren opgeslagen. Ze waren te groot om op een veilige manier in de gangpaden van het depot te worden uitgerold, zonder het risico op schade aan de doeken. Er was alleen van bekend dat ze afkomstig waren van de werf van Piet Smit en we hadden ons al honderd keer afgevraagd wat er op zou staan en wie ze zou hebben gemaakt. Niemand die het wist – zelfs niet de oudgedienden onder de medewerkers, noch de pensionado’s die in dergelijke gevallen nog wel eens het collectieve geheugen van het museum willen aanvullen.
Met vereende krachten werden de drie schilderijen op een dinsdag op de lege vloer uitgerold. Zowel het formaat van de doeken als de voorstellingen overtroffen onze stoutste verwachtingen: drie geschilderde panorama’s met een lengte van zes tot tien meter, met daarop afgebeeld een keur van schepen op een rivier. Een waar Panorama Mesdag voor bootjesliefhebbers.

De schilderijen zijn in 1928 gemaakt door de Duitse schilder Adolf Bock. Alle afgebeelde schepen zijn onderzocht en het bleek dat ze gebouwd zijn bij Burgerhout's Machinefabriek en Scheepswerf NV in Rotterdam. Deze werf bouwde tussen 1911 en 1932 bij Varkenoord, “op Zuid”, een grote verscheidenheid aan schepen, baggermolens, vrachtschepen, binnenvaartschepen, torpedobootjagers, wat al niet. Ook het grote 8000 tons drijvende dok, waarvan de reis naar Tandjong Priok in 1923 voorpaginanieuws was, is bij Burgerhout gebouwd en is op een van de schilderijen te zien. Ongetwijfeld heeft Bock de schilderijen gemaakt in opdracht van de directie van Burgerhout, die trots was op haar bouwlijst. Drie jaar later viel het doek voor de werf. De buurman, Scheepswerf en Machinefabriek Piet Smit, nam uiteindelijk de grond met de opstallen over. De drie schilderijen hebben vervolgens jaren lang in de personeelskantine van de werf van Smit gehangen. Na de sluiting van de werf van Smit kwamen ze in het museum terecht, opgerold op grote klossen omdat ze te groot waren om ze op te hangen.
Wat doe je met zulke enorme schilderijen? Het is zonde om dergelijke visitekaartjes van de Rotterdamse scheepsbouw opgerold in het depot te laten liggen. Een mooier en monumentaler tijdsbeeld van de Rotterdamse scheepsbouwactiviteiten vind je niet zo gauw. Die verdienen een plaats in de hal van het museum.

Om daar te kunnen hangen, moeten ze echter eerst worden gerestaureerd. En daar komt het relatief nieuwe begrip crowd funding om de hoek kijken. Zoals alle culturele instellingen moet ook het Maritiem Museum Rotterdam bezuinigen en met het onderzoek en de restauratie van deze drie schilderijen is veel geld gemoeid. Vandaar dat het museum een beroep doet op iedereen die de geschiedenis van de Rotterdamse scheepsbouw een goed hart toedraagt, om deze restauratie financieel te ondersteunen. Of misschien heeft u wel helemaal niets met de Rotterdamse scheepsbouw, maar bent u helemaal weg van de schilder Adolf Bock.

Wilt u uw steentje bijdragen aan de restauratie? Klik op onderstaande link en lees hoe dat kan: http://www.maritiemmuseum.nl/website/index.cfm?itm_id=267.
De familie Burgerhout heeft al een groot bedrag toegezegd, helpt u met de rest! We zien u dan graag bij de presentatie van de gerestaureerde schilderijen in het voorjaar van 2013!

woensdag 6 juni 2012

Shit happens


“Wist jij dat de voorvader van kapitein Schettino* een scheepswerf heeft gehad?” Vraag van collega Marcel, die een stapeltje foto’s uit de collectie voor zich op zijn bureau heeft liggen. Het zijn foto’s van de geruchtmakende tewaterlating van het stoomschip ‘Principessa Iolanda’ van de Società Lloyd Italiano op 22 september 1907 in Riva Trigoso bij Genua. De ergste nachtmerrie van een scheepsbouwer en van een reder: een tewaterlating die naadloos overgaat in een scheepsramp. Je legt de foto’s naast elkaar en je ziet het drama zich voltrekken. De eerste foto’s laten zien hoe het schip – het grootste tot dan toe in Italië gebouwd – van de helling glijdt en in het water terechtkomt. So far, so good.

Op de derde foto zie je het trotse gevaarte al enigszins naar bakboord overhellen. Op foto vier zie je het helemaal fout gaan en twee foto’s later constateer je dat het niet meer goed komt: het schip rolt niet meer terug, maar kapseist en uiteindelijk ligt de ‘Principessa Iolanda’ op foto zeven alleen met de bakboordzijde van de romp boven water. En dat alles voor de ogen van de uitgenodigde prominenten, directies en personeel van werf en rederij, het toegestroomde publiek en de aanwezige pers.

Daarmee kwam een ontijdig einde aan wat de trots van de Italiaanse scheepsbouw had moeten worden. Rekenfouten in de constructie en een combinatie van verkeerd ballasten en openstaande patrijspoorten tijdens de tewaterlating, maakten van de ‘Principessa Iolanda’ de ‘Wasa’ van de twintigste eeuw. Die bracht het echter nog tot haar maiden voyage en dat was de ‘Principessa Iolanda’ niet gegund.
De verleiding is groot om je over te geven aan allerlei bespiegelingen omtrent de wankele situatie van de Italiaanse maatschappij in het algemeen en de Italiaanse scheepsbouw en koopvaardij in het bijzonder. En wie daarvoor allemaal verantwoordelijk zijn. Hoewel daar in dit geval alle reden toe was, zullen we dat maar niet doen. Eén kapitein Schettino is wel genoeg. Laten we het gebeurde maar rangschikken onder de categorie shit happens.

* voor wie het even niet meer paraat heeft: de kapitein van het op 13 januari 2012 gekapseisde cruiseschip ‘Costa Concordia’ (zie mijn blog van 16 januari 2012)
Zie voor een gedetailleerd verslag: https://sites.google.com/site/mafaldasinking/the-principessa-jolanda---a-forewarning

donderdag 31 mei 2012

Groeten uit Moddergat


Niets blijkt moeilijker te zijn dan het verzinnen van een originele naam voor je schip. Ga maar eens een tijdje rondhangen op een van de bruggetjes over de Rotte, of slenter maar eens een uurtje stroomafwaarts langs de Maas: tien tegen één dat je bij de Rotte scheepsnamen tegenkomt als '’t Kon Amper', 'Corrie II', 'Moeders Droom' of (actueel!) 'Titanic'. Langs de Maas en de Nieuwe Waterweg vind je dan weer namen als 'Zagri 23', 'Trader of the Seas' of 'Baltic Energy'. Daar loop je als bootjesliefhebber niet warm voor.
Ook in vroeger tijden werd geworsteld met de vraag hoe je je schip moest dopen. Veel fantasie kwam daar vaak echter niet aan te pas. Dat bleek maar weer eens op een onverwachte plek, namelijk op de Waddendijk bij Moddergat. Vraag in Rotterdam aan een willekeurige voorbijganger of hij weet waar Moddergat ligt en je wordt glazig aangestaard. Vraag het aan een kenner van de Nederlandse visserij en hij begint direct over de grote ramp van 6 maart 1883, toen bij een zware storm vrijwel de gehele vissersvloot van dit Friese vissersplaatsje ten onder ging. Zeventien schepen vergingen, 83 bemanningsleden lieten het leven en Moddergat werd in armoede en rouw gedompeld.
75 jaar na de ramp werd op de dijk een stenen gedenkteken opgericht. Later werd er een aantal stenen tafels bijgeplaatst, met daarin uitgehakt de namen van de schepen en de verdronken opvarenden. En als je daar staat en die namen leest, kom je tot de conclusie waarmee dit stukje begon. Lees even mee: de ‘Vrouw Trijntje’, de ‘Nooitgedacht’, de ‘Zeldenrust’, ‘De Klopper’, ‘De Jonge Willem’, een tweede ‘Nooitgedacht’, ‘De Twee Gebroeders’, ‘De Vier Gebroeders’, ’De Jonge Dirkje’, ‘De Twee Gezusters’, ‘De Jonge Wealtjes’, ‘De Vier Gezusters’, nogmaals ‘De Twee Gebroeders’, alwéér ‘De Twee Gebroeders’, ‘De Drie Gebroeders’, ‘De Vrouw Jeltje’ en ‘De Jonge Marten’. Dat zijn heel wat broers en zussen bij elkaar!
Familierelaties, wensdromen en gemoedsstemmingen – Zeldenrust, Nooitgedacht – vormden klaarblijkelijk de grootste inspiratiebron voor schippers bij het bepalen van de naam van hun schip. Net als tegenwoordig bij de bootjes op de Rotte. Het meest navrante voorbeeld van een in een scheepsnaam vervatte wens is echter fictief: de logger ‘Op Hoop van Zegen ’uit het gelijknamige toneelstuk van Herman Heijermans, geschreven zeventien jaar na de ramp in Moddergat. Meer nog dan die ramp staat Heijermans’ drama model voor de maatschappelijke misstanden en de armoede onder de visserlui aan het eind van de negentiende eeuw. Vandaar dat de uitdrukking “De vis wordt duur betaald” bekender is geworden dan de tekst op het Moddergatse monument – maar die is dan ook in het Fries!
Meer weten over Moddergat? Zie: www.paesens-moddergat.nl en www.museummoddergat.nl

vrijdag 27 april 2012

Pauline’s choice: “Schele Henkie”

Sinds een goed jaar is schilderijenrestaurator Pauline Marchand elke vrijdag in huis om de collectie schilderijen na te lopen, conditiebeschrijvingen te maken en diverse handelingen te verrichten die zo mooi kunnen worden samengevat onder de noemer “preventieve conservering”. Die term moet bij voorkeur op enigszins gewichtige toon worden uitgesproken, onder het werpen van een blik vol van verstandhouding. Op die manier kan zelfs de grootste scepticus tot de overtuiging worden gebracht dat preventieve conservering van cultureel erfgoed – na het bewaren van de wereldvrede – toch wel de grootste weldaad is die een individu de mensheid kan bewijzen. Belangrijk en nuttig werk is het zeker, maar zoals zo vaak is de praktijk een stuk prozaïscher dan de omschrijving doet vermoeden. Pauline haalt de schilderijen uit de lijst, verwijdert het oppervlaktevuil, voert zo nodig kleine reparaties uit en maakt een schatting van het aantal uren voor restauratie. Vervolgens zet ze de schilderijen opnieuw in de lijsten, die door haar van nieuwe ophangogen wordt voorzien. Op speciale formulieren noteert ze of het schilderij dringend moet worden gerestaureerd of niet en of het in de huidige toestand in bruikleen kan worden gegeven. En geheel gratis en voor niets levert ze commentaar op vroegere restauraties waarbij schilderijen bijna of definitief geheel verknoeid zijn. Dankzij dit project manier krijgt het Maritiem Museum een goed beeld van de toestand van de schilderijencollectie en kan het museum de juiste prioriteiten stellen bij het restauratieprogramma.
De wekelijkse selectie van schilderijen wordt altijd gemaakt door conservator Irene Jacobs, maar voor de verandering mocht Pauline afgelopen week zelf haar klantjes kiezen. En tot niet geringe vreugde van Irene en van yours truly zat daar Schele Henkie bij: het door Charles Kemper in 1949 geschilderde portret van een nachtwaker van de Holland-Amerika Lijn. Eigenlijk heet de geportretteerde man helemaal geen Henkie – eigenlijk weten we überhaupt niet hoe hij heet. Maar we zijn (bijna) allemaal dol op hem. Met zijn loensende blik en zijn wat triestige uitstraling onder die veel te grote pet heeft de man iets ontwapenends. Iemand die in de marge van de scheepsbouw en scheepvaart in de nachtelijke uren zijn brood verdiende en over wie waarschijnlijk in het geheel geen sterke verhalen te vertellen zijn. Een mooie tegenhanger naast de portretten van vlootvoogden, kapiteins en andere stoere zeelui in onze collectie!

dinsdag 27 maart 2012

Dreamnight at the Museum


Afgelopen zaterdagavond had het Maritiem Museum wel heel speciaal bezoek. Onder de titel Dreamnight at the Museum ontving het museum ruim honderd chronisch zieke en gehandicapte kinderen en hun familieleden voor een gastvrij avondje in piratensfeer. De avond was georganiseerd in samenwerking met de Stichting Dreamnight at the Zoo. Deze stichting is ontstaan uit een initiatief van Diergaarde Blijdorp in 1996 om chronisch zieke en gehandicapte kinderen jaarlijks een onvergetelijk avondje uit te bezorgen. Inmiddels hebben zich wereldwijd meer dan 250 instellingen – en niet alleen dierentuinen – bij deze stichting aangesloten. En nu dus ook het Maritiem Museum Rotterdam.

Om zes uur ’s avonds was de rode loper uitgelegd en werden de gasten door de museummedewerkers met applaus verwelkomd. Een heel programma was voor ze samengesteld: ontmoetingen met stoere piraten, spannende verhalen, schminken, uitleg krijgen bij een scheepsmodel over het leven aan boord, zeemansknopen leren maken, huggen met Professor Plons, pannenkoeken eten, een piratendans doen met de Dansdokters, deelnemen aan de maritieme quiz in de Bibliotheek, de vanouds bekende Koos Matroos (mét klarinet) met een spel en aangekleed op de foto gaan in de Commandantshut op de ‘Buffel’. Yours truly had daar een geïmproviseerde fotostudio ingericht voor de “maritieme kiekjes”. Collega en medeblogger Robert wilde wel even proefzitten voor het uitlichten – helaas zonder zich te verkleden.

Samen met een collega en een verkleedkist hebben we de hele avond dikke pret gehad met de gasten en hun familieleden. Wat je al niet teweeg kunt brengen met een kist met matrozenbaadjes en –petten, kapiteinsuniformen en admiraalsjassen! Hele families stonden zich op het tussendek te verkleden, waarbij de aloude stelregel weer werd bevestigd dat ze bij de Marine maar twee kledingmaten kennen: “te klein” en “te groot”.
Poseren in de stoel van de commandant was al heel wat, maar het aaien van de slapende kat naast het potkacheltje in de commandantshut was voor veel kinderen toch nog veel mooier. Eén meisje wilde pas vertrekken nadat ze de kat een zoentje had gegeven…

De medewerkers van het museum hebben – geheel op vrijwillige basis – hun beste beentje voorgezet. En als we mogen afgaan op de reacties van de gasten, viel het programma zeer in de smaak. Volgend jaar weer?

Meer weten? Zie: www.dreamnightatthezoo.nl

vrijdag 16 maart 2012

Vuurwapens en formulieren


De praktijk leert dat je tegenwoordig een beetje wantrouwend wordt aangekeken als je tijdens feestjes of visites quasi achteloos laat vallen dat je over een wapenvergunning beschikt. Niet dat je gelijk als een halve crimineel wordt beschouwd, maar tóch. Zó veel heeft die vergunning echter niet om het lijf. Het is een vergunning – de politie spreek van een Verlof – voor het verzamelen (“voorhanden hebben”, aldus het verlof) van een aantal seinpistolen en lijnwerptoestellen in de collectie van het Maritiem Museum: vuurwapens in de zin van de Wet Wapens en Munitie. De vergunning is verleend aan het museum, maar staat voor het gemak op mijn naam. Iemand moet tenslotte jaarlijks naar het politiebureau om haar te verlengen. We mogen de wapens alleen “houden”, dat wil zeggen “bezitten”, maar er niet mee over straat gaan of ze gebruiken. U hoeft dus niet bang te zijn dat we er tijdens stille uren schietoefeningen mee houden in het museum.

Die wapenvergunning kwam opeens van pas tijdens de voorbereidingen van de tentoonstelling Echte Piraten die over een paar weken opengaat. Voor deze tentoonstelling krijgt het Maritiem van het Marinemuseum in Den Helder een echte Kalasjnikov - een AK47 voor de kenners – in bruikleen. Het wapentuig is in 2009 door de bemanning van het marineschip Hr.Ms. ‘Evertsen’ buitgemaakt bij de arrestatie van een aantal Somalische piraten en na terugkomst van het schip in Den Helder aan het Marinemuseum overgedragen.
Met zo’n wapen mag je natuurlijk niet zo maar over straat. Daarvoor moet door de politie speciale toestemming worden verleend.
Je komt dan terecht in de formulierenjungle van de afdeling Bijzondere Wetten van de politie Rotterdam-Rijnmond en meer in het bijzonder de onderafdeling Executieve Ondersteuning (EO). Het Verlof moet worden aangepast en daarvoor heb je een formulier WM12 nodig, “Aanvraag voor een verlof tot het voorhanden hebben van schietwapens van categorie III voor verzameldoeleinden”. Wat categorie III dan wel precies is en waarin dat verschilt van, zeg maar, de categorieën I, II en IV – beats me. De aanvraag gaat per post naar de afdeling Executieve Ondersteuning, vergezeld van het vijftien pagina’s tellend proces verbaal van de vangst van de piraten voor de Somalische kust, de inbeslagname van hun wapens en het onklaar maken daarvan aan boord van de ‘Evertsen’.

Na enkele weken wachten, de nodige telefoontjes over en weer en een "huisbezoek" van enkele medewerkers van Bijzondere Wetten wordt het verlof gewijzigd, maar daarmee ben je er nog niet. Het wapen moet ook nog worden gehaald door onze depotbeheerder Henk en ook daarvoor is weer een afzonderlijk verlof nodig. Hiervoor biedt dan weer formulier WM 11 uitkomst: “Aanvraag voor een verlof tot vervoer van een (schiet)wapen en/of munitie”. Na invulling moet dit door Henk bij de afdeling Bijzondere Wetten worden ingeleverd, waarna het aanvullende verlof wordt afgegeven. Dat was overigens nog een close call: uiteindelijk kreeg Henk vlak voor het vertrek naar Den Helder het verlossende telefoontje van de politie - afdeling Executieve Ondersteuning - dat het allemaal in orde was. En toen kon hij op weg om de AK47 op te halen. En als de tentoonstelling volgend jaar is afgelopen, begint het hele circus gewoon weer opnieuw!

De tentoonstelling Echte Piraten is vanaf 25 maart aanstaande in het Maritiem Museum te zien. En wees gerust: de wapens hangen achter glas.

maandag 12 maart 2012

Museumnacht


Wat wás het weer gezellig afgelopen zaterdagavond en wat wás het weer druk. De elfde editie van de Rotterdamse Museumnacht bracht weer heel wat bezoekers op de been die eens buiten de reguliere openingsuren wilden zien wat de Rotterdamse musea aan leuks te bieden hebben. En dat was weer heel veel, ook in het Maritiem Museum, waar het T-woord als centrale thema was gekozen: luisteren naar Marjolein Meijers – altijd leuk – met haar soms weemoedige liedjes, kijken naar de Ierse dansgroep Celtic Swing – Riverdance, maar dan uit de regio – proeven uit het kookboek van ‘Titanic-kok’ Hendrik Bolhuis, kijken naar ‘Titanic’-ijssculpturen, 'Titanic'-stoker spelen op de ‘Buffel’, en nog veel meer. De medewerkers van het Maritiem waren in groten getale aanwezig om de bezoekers gastvrij te ontvangen. Dat begon al bij de deur, waar een - toepasselijk - in zwemvesten gehulde "prikploeg" klaar stond om de binnenkomende bezoekers een speciale Maritiem Museum-Titanic-button op te spelden.

En dat viel nog lang niet mee. De stof van winterjassen is dik en het kostte soms de nodige moeite om de bezoekers van een button te voorzien. Sommigen hadden alle buttons van de afgelopen jaren opgespeld en kwamen als ware kerstbomen binnenzeilen. Anderen waren als een kind blij dat ze nu eindelijk zo’n blauw lampje konden bemachtigen waarmee ze al de hele avond mensen hadden zien rondlopen. Niet iedereen was er van gediend, maar de weinige afwijzende reacties werden meer dan goedgemaakt door die ene dame, die haar jas wijd opengooide, haar sjaal afdeed en uitriep: “Prik hem maar op mijn boezem, schat! Versier jij me maar eens”.
Soms ligt de humor gewoon op straat…

zondag 19 februari 2012

Bulbstevens


Een van de leukste scènes in de winterse rampenfilm The day after tomorrow – afgelopen maand weer op tv – is toch altijd weer het moment waarop een op drift geraakt Russisch vrachtschip door de ondergelopen straten van New York drijft en op Fifth Avenue ter hoogte van de Public Library met zijn enorme bulbsteven een stadsbus verplettert.
Deze keer keken mijn jongste zoon Maarten en ik met meer dan gewone belangstelling naar dit staaltje van “destructieve creativiteit”. Bulbstevens en de vaartechnische eigenschappen daarvan waren namelijk het onderwerp van het profielwerkstuk, dat Maarten in zes gymnasium heeft gemaakt. Bij zo’n profielwerkstuk is het de bedoeling dat je zelf een onderzoek opzet, onderzoeksvragen formuleert, die in de praktijk beproeft en daaruit je conclusies trekt. Voor het praktijkgedeelte kon hij terecht bij de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen van de TU Delft (zie ook het blog van 11 februari 2011). Begeleid door medewerkers en studenten van de opleiding Maritieme Techniek kon Maarten de via literatuurstudie opgedane theoretische kennis en door hem opgestelde onderzoeksvragen toetsen aan de praktijk. Dagenlang had hij thuis zitten schuren om drie bulben – of bulbs, net wat u wilt – van verschillende grootte te maken. Die werden vervolgens met behulp van satéprikkers en (uiteraard!) duct tape bevestigd aan een model van de Italiaanse sleepboot ’Tito Neri’ en in de kleine sleeptank van de faculteit getest.



Het resultaat? Een lijvig werkstuk met ingewikkelde berekeningen, foto’s waarvan wijlen Sigmund Freud het zijne zou denken en de vrijwel onvermijdelijke conclusie dat verder onderzoek nodig is om de geformuleerde hypotheses nader te toetsen. Precies zoals het in de “echte" wetenschap ook gaat. Maar het mooiste vond Maarten toch, dat hij bij de faculteit regelmatig werd aangezien voor een master-student. Niet gek, voor een zeventienjarige…

donderdag 2 februari 2012

Job rotation


Je werkt al jaren met een overzichtelijk aantal collega’s in één organisatie, je kent hun (on)hebbelijkheden, je weet wanneer ze jarig zijn, hoe hun kinderen heten en welke muziek ze mooi vinden, maar wat ze nu precies in het museum doen is soms verre van duidelijk. Om meer begrip voor elkaar en elkaars doen en laten te kweken, is het Maritiem Museum momenteel bezig met job rotation. Elke medewerker loopt een halve dag mee met een collega op een andere afdeling en krijgt op die manier een kijkje in de keuken. Yours truly heeft gisteren in dat kader meegelopen met Renz, de goedlachse elektrotechnicus van de technische dienst – een mannenbolwerk op de tweede verdieping, dat een onmisbare rol vervult in het bouwen van de tentoonstellingen en het draaiend houden van de installaties in het gebouw.

Dat was een afwisselend dagje. De voorbereidingen voor de tentoonstelling ‘Nederlanders op de Titanic’ zijn in volle gang, en de handen konden gelijk uit de mouwen worden gestoken. Op de tentoonstelling moet via een discreet weggewerkte geluidsinstallatie een stemmig achtergrondmuziekje klinken en ik mocht helpen met het maken van de bekabeling voor de versterker, de boxen en de sensor die het geheel moet triggeren als bezoekers de zaal binnenlopen. Lekker prutsen aan kabels en stekkers, met als verrassende uitkomst dat ik iets aan de praat kreeg op een manier die volgens Renz helemaal niet zou moeten kunnen. “Resultaatgericht” heet dat in managementtermen. ’s Middags na de schaft (zo heet dat bij de TD, op andere dagen eet ik brood) met Renz op inspectieronde door het gebouw, lampen vervangen in een beamer, controle van de klimaatinstallaties, even langs de Buffel en een duik in diverse hoeken en gaten van het pand waar ik nog nooit was geweest. Het wenteltrapje op de foto had ik althans nog nooit eerder gezien.

Al met al een leerzame dag met veel lopen, veel telefoontjes van vertegenwoordigers, veel medewerkers van externe bedrijven die iets technisch komen doen, veel dingen die niet op de planning staan maar toch ook nodig moeten en dus tussendoor moeten worden gedaan – en veel nieuwe roddels. Ik kan het iedereen aanbevelen: je begrijpt beter waarom je soms eens even op je beurt moet wachten als je iets gedaan moet krijgen. Dat inzicht is niet iedereen gegeven…

maandag 16 januari 2012

Titanic revisited?


Ze zeggen altijd dat historische gebeurtenissen zich nooit op dezelfde wijze herhalen, maar de eerste keer als tragedie plaatsvinden en de tweede keer als klucht.
Zes doden (stand van zaken van vandaag) en nog meer vermisten is uiteraard beslist niet iets om je vrolijk over te maken. Toch is het kapseizen van de ‘Costa Concordia’ op vrijdag 13 januari – zo’n datum verzin je niet – met alle naar buiten komende verhalen over de menselijke fouten en de gebrekkige ontscheping van de opvarenden, wel een erg bizarre opmaat voor de herdenking van de ramp met de ‘Titanic’, dit jaar precies honderd jaar geleden.
Dit trieste jubileum zal de komende maanden uitgebreid worden herdacht. Iedereen wil “iets” met de ‘Titanic’, Leonardo di Caprio en Kate Winslet maken hun come back in 3-D, tastbare overblijfselen worden op veilingen verkocht voor prijzen die hoger zijn dan het wrak diep ligt en het reizende Titanic-circus doet dit jaar nog betere zaken dan anders.

En het Maritiem Museum?
Het Maritiem Museum doet ook mee met de ‘Titanic’-hausse, met een even onverwachte als intrigerende invalshoek. De reizende Titanic-tentoonstelling inhuren of Titanic-objecten verzamelen zit er niet in – veel te duur! – maar in de komende tentoonstelling “Nederlanders op de TItanic” wordt aandacht besteed aan een voetnoot in de Titanic-geschiedenis: de lotgevallen van de Nederlandse opvarenden. Het waren er drie, de deftige jonkheer George Reuchlin, de kok Hendrik Bolhuis en de stoker Wessel van der Brugge. Reuchlin, directeur van de Holland-Amerika Lijn, verving zijn mededirecteur Jan Volkert Wierdsma als genodigde op de eerste reis van de ‘Titanic’. Een buitenkansje, dat uitdraaide op een typisch geval van “heb ík weer”. Voor Bolhuis en Van der Brugge was het geen pleziertocht, maar hard werken. De maatschappelijke verschillen ten spijt, ondergingen alle drie opvarenden van het schip hetzelfde lot.
Een voetnoot in de geschiedenis, maar wel één die bij het onderzoek voor de tentoonstelling toch nog onverwachte vondsten opleverde. Welke dat zijn, ziet u vanaf 11 februari aanstaande op de tentoonstelling “Nederlanders op de Titanic.” En ter geruststelling: als bezoeker houdt u wél droge voeten.

"Nederlanders op de Titanic": vanaf 11 februari a.s. in het Maritiem Museum Rotterdam