vrijdag 5 november 2010

Herkent u ‘m nog?


Vanmorgen samen met collega Irene Jacobs op bezoek geweest bij restauratrice Annetje Roorda Boersma, die bezig is met de restauratie van het schilderij van Thomas Luny (zie mijn blog van 18 december 2009). Inmiddels is de vergeelde vernislaag voor het grootste deel verwijderd en dat is altijd een spectaculair gezicht. Het is net alsof er een vergeelde vitrage is weggetrokken en het schilderij er in al zijn frisheid achter tevoorschijn komt.
Niet alleen in al zijn frisheid: ook diverse beschadigingen en retouches worden beter zichtbaar en zelfs meer dan dat. Een schilder kan zich bij het schilderen ook wel eens bedenken en een stukje van de voorstelling weghalen of overschilderen. Pentimenti heten zulke verbeteringen – van het Italiaanse pentirsi of berouw hebben. Zo blijkt de vlag van het schip aan de rechterkant gedeeltelijk te zijn overschilderd. Dat hadden we niet gezien toen de vernislaag nog op het schilderij zat!

Met Annetje en haar medewerkster Johanneke wordt overlegd over de verdere stappen die bij de restauratie moeten worden genomen. Sommige later aangebrachte retouches zijn tamelijk hardnekkig en moeilijk te verwijderen. Ook zijn sommige delen van de lucht merkwaardig verkleurd; de vraag is wat “we” daaraan moeten en kunnen doen. De restauratrices wikken en wegen, adviseren en tenslotte hakken we gezamenlijk de knoop door.
Je leert veel van dergelijke atelierbezoeken. Door de ogen van de restaurator kijk je niet alleen maar naar “het plaatje”, maar ook naar de toestand van het schilderij. Je ziet als het ware de levensloop van het werk nadat het door de schilder was voltooid. Als je een schilderij aanlicht met een ultraviolette lamp, zie je pas goed hoeveel overschilderingen er soms op een voorstelling zitten. Zo’n schilderij kan behoorlijk hebben geleden onder vroegere restauraties en soms moet je tot de conclusie komen dat een eerdere ingreep niet meer ongedaan kan worden gemaakt.
Zo erg is het bij dit schilderij gelukkig niet. En als we voor vertrek nog even een blik mogen werpen op een ander schilderijtje uit onze collectie, dat – gerestaureerd en wel – ligt te wachten totdat het door onze depotbeheerder wordt opgehaald, dan word je helemaal vrolijk!

Brabants erfgoed en Bossche bollen


Twee keer per jaar ga ik terug naar mijn Brabantse museale "roots". Als uitvloeisel van mijn vroegere werkkringen bij twee Brabantse musea in de jaren tachtig en negentig heb ik zitting in de commissie Subsidie Basistaken Musea. Dat is een adviesorgaan van Erfgoed Brabant, dat beslist over subsidieaanvragen van Brabantse musea op het gebied van aankopen, restauraties en andere activiteiten die het functioneren van musea kunnen verbeteren. De commissie bestaat uit drie personen uit “het museumveld”, onder wie yours truly. Tweemaal per jaar krijgen de commissieleden een hele stapel subsidiedossiers toegestuurd, die ter vergadering worden besproken. De consulenten van Erfgoed Brabant geven zo nodig toelichting, waarna de commissie een besluit neemt over de toekenning van subsidies.
Het zijn altijd plezierige bijeenkomsten, waarbij je ook een hoop opsteekt en goede tips krijgt die je bij je eigen werk ook kunt toepassen. Een bonte stoet van aanvragen passeert de revue; rijp en groen komt langs. Soms voor een overzichtelijk bedrag voor een enkele aankoop of restauratie, maar niet iedereen is even bescheiden. Zo was daar deze keer een aanvraag van een museum dat uitsluitend in de weekends open is en op jaarbasis circa 2000 bezoekers ontvangt. Het museum vroeg subsidie aan voor de aanschaf van diverse presentatietechnische toeters en bellen, die zelfs in het Maritiem Museum niet zouden misstaan. Het gevraagde bedrag beliep maar liefst meer dan een halve ton…

En dan, als de vergadering is afgelopen en het museaal cultureel erfgoed van Noord-Brabant weer voor een half jaar met extra financiĆ«le ondersteuning is veiliggesteld, volgt steevast het traditionele bezoek aan bakker Jan de Groot aan de Stationsweg. Jan de Groot: de bakker van de Echte Bossche bollen, de bakker bij wie de rij klanten steevast tot buiten de winkel op het trottoir staat en waar de bollen (echte Brabanders spreken over chocoladebollen – met de klemtoon op de voorlaatste lettergreep – niet over Bossche bollen) bijna sneller worden verkocht dan ze kunnen worden gemaakt. Overheerlijk, maar ze staan in de maag. Nuttig ze dus met beleid.
Over Brabants cultureel erfgoed gesproken…

Zie: www.erfgoedbrabant.nl; www.bosschebollen.nl